Ik heb u in mijn vorige stukje al kennis laten maken met Mathurin Forestier en met Antonius Divitis, die ongeveer 500 jaar geleden hun muziek schreven. Het eigenaardige is dat componisten van enige naam, van 1100 tot ongeveer 1600, zonder uitzondering voor de kerk werkten. Er waren er wel die daarna voor enig Europees hof gingen werken, maar die componisten werden uit de kerk gehaald. Hoe dat komt? Dat is tamelijk eenvoudig. Waar zat in die tijden het geld? Juist.
In dit stukje laat ik een mail volgen die ik aan Jeanette heb gestuurd:
‘Dag Jeanette,
Hierbij nog een aantal componisten van ongeveer 500 jaren her, die je misschien niet zult kennen. Als eerste: Antoine de Févin (1470-1511). Behalve dat stuk schreef hij ook een fantastisch Requiem, maar hij schreef ook een aantal wereldlijke chansons, zoals dit tamelijk opgewekte lied. Ik ben een paar jaar geabonneerd geweest op een YouTube-site van een Franse dame die op die site allerlei middeleeuwse liederen verzamelde. Als je die verzameling beluisterde, merkte je op dat er in de jaren van 1300 tot 1500 eigenlijk geen ontwikkeling in die liederen zat. Ze zingen meer dan 200 jaar op een losse toon over het houden van vogelkijns, en het maakte ook niet uit in welke regio die liederen geschreven waren.