Kunnen we in de literatuur ontsnappen aan morele conventies?

In het stukje in de Volkskrant waarin de columnist Max Pam zich afzet tegen de gedachte dat je literatuur ook kunt bestuderen, staat een zin die voor mij ineens veel duidelijk maakte.

Pam is natuurlijk niet de enige. Waar komt die weerzin tegen de studie van literatuur toch vandaan? heb ik me vraag afgevraagd. Analyse van deze zin geeft denk ik een belangrijk deel van het antwoord:

Het fascinerende, en het bevrijdende, van literatuur is voor mij altijd geweest dat het [sic] juist ontsnapt aan allerlei morele conventies.

Het belangrijkste woord in die zin lijkt me ontsnappen. De critici van de literatuurwetenschap hebben het daar welbeschouwd vaak over, over zulk ‘ontsnappen’. Je moet de literatuur niet vast willen leggen, in literatuur kan alles, het is het domein van de verbeelding, dan moet je niet proberen daar uitspraken over te doen, want dat legt dingen alleen maar vast die je niet vast moet willen leggen. De literatuur wordt ervaren als het domein van de ultieme vrijheid, en de wetenschap; kennis, kennelijk, als een inperking van die vrijheid.

Vandaar de klachten over de studie Nederlands, waar je niet lekker Couperus of Lucebert kunt lezen, maar godbetert moet proberen iets van die schrijvers te begrijpen. Vandaar de spot voor de literatuurwetenschappers die proberen eigenschappen van de literatuur in kaart te brengen.

Eerlijke schoenlapper

Dat is een vreemde opvatting van kennis. Je zou al die dingen ook over de natuur kunnen beweren (je moet de natuur niet willen bestuderen, zij doet wat ze wil, ze moet onbelemmerd groeien en bloeien, zoiets moet je niet aan banden willen leggen), maar dat de natuur is kennelijk minder vrij dan de literatuur, althans, in de gedachtegang van deze mensen. (Het argument ertegen is dat de literatuur door mensen gemaakt wordt, en mensen onderdeel zijn van de natuur.)

Er zit in Pams citaat nog een belangrijk detail: de bewering dat literatuur specifiek ontsnapt aan ‘morele conventies’. Niet alleen kan alles in de literatuur, alles mag er ook. Verderfelijke boeken bestaan niet.

Dat is juist, maar het is wonderlijk om te denken dat je daarom niet mag spreken over de morele conventies in boeken. Veel klassiekers uit de wereldliteratuur nodigen daar zelfs toe uit, misschien wel allemaal. Ik weet niet hoe je Misdaad en straf kunt lezen zonder de handelswijze van Rasolnikof te overwegen, of Mijn lieve gunsteling zonder verbijsterd te raken over een perverse gedachtewereld. In boeken waarin evident immoreel gedrag voorkomt volgens de conventies van tijd en plaats van dat boek, is dat immorele gedrag vrijwel automatisch een thema. Een boek over een moordenaar lees je per definitie anders dan een boek over een eerlijke schoenlapper.

Zwijgen

Het is, met andere woorden, helemaal niet mogelijk om te ontsnappen aan morele conventies in een boek, op de manier waarop het ook onmogelijk is om in de literatuur te ontsnappen aan de natuurwetten. Een schrijver kan een personage in een verder realistisch verhaal 500 meter boven de aarde laten zweven, zeker, maar onherroepelijk beginnen lezers dan te discussiëren over hoe dit gezweef toch ineens mogelijk is. Wat bedoelt de schrijver ermee? Het betekent iets, maar wat? Een dergelijke discussie aangaan betekent niet dat je vindt dat schrijvers geen mensen op de derde verdieping uit het raam mogen laten stappen om naar een ander gebouw te vliegen. Je kunt er alleen niet omheen dat een passage waarin een personage zijn vleugels uitspreidt en wegvliegt iets anders betekent dan een passage waarin hij op een ezeltje wegrijdt. Het is raar om dat tot taboe te verklaren.

Met morele conventies ligt het nog wat ingewikkelder dan met natuurwetten, omdat de eerste voortdurend veranderen. In boeken uit een andere cultuur of een andere tijd, kan iemand een hoofdpersoon gedachteloos allerlei antisemitische dingen laten zeggen waar ook de auteur kennelijk geen enkel probleem mee heeft. Daar je mond over houden, mag natuurlijk (‘het is literatuur dus ik mag er alleen over zeggen dat het prachtig geschreven is’), maar het levert wel een heel eigenaardige literaire cultuur op: een waarin schrijvers van alles opschrijven en niemand daar verder nog over napraat, waarin je boeken niet ook mag gebruiken om over de inhoud te praten.

Het is een ontsnapping, zeker, maar een ontsnapping naar het zwijgen.

Prachtigs

Veel interessanter is het om de morele conventies in een boek tegen het licht te houden, zoals je als lezer de vrijheid hebt (jazeker) om alles tegen het licht te houden en over ieder detail in ieder boek te discussiëren. Boeken over menselijke verhoudingen zijn – onder meer – laboratoria van de moraal. In het dagelijks leven is het lastig om morele conventies zelfs maar te herkennen. Daar zijn het nu juist conventies voor, dat je ze gedachteloos hanteert, en dat je tegelijkertijd andermans morele conventies onbegrijpelijk vindt. Boeken helpen je die morele conventies te zien, te ervaren.

Een mens kan niet werkelijk ontsnappen aan morele conventies, of ze nu lezer is of schrijver. Ze kan er wel over nadenken, en over praten, en literatuur biedt, behalve allerlei andere dingen, een middel om dat te doen. Maar dan moet je er wel over dúrven praten, en niet alleen maar verrukt de bladzijden omslaan van het prachtigs dat de schrijvers je aanreiken, voor altijd op zoek naar ontsnapping in plaats van naar een verrijking van je mens-zijn.

Reacties (1)

#1 Joop

Prachtig boek van Marieke Lucas Rijneveld. Niet alleen het plot, dat vond ik bijna voorspelbaar. Maar zo knap hoe ze zinnen construeert, kleine dingetjes verrassend breed uitmeet, soms had ik wel het idee dat ze prettig gestoord is. Aanrader!