COLUMN - Om het vakantiegevoel te vergroten, vanaf nu op Sargasso de serie ‘Vakantieverhalen’ met grappige, opmerkelijke of spannende vakantie-anekdotes. Dit is de tweede aflevering. Meedoen? Stuur een mailtje naar [email protected].
Als je iets wil beleven, moet je naar Bolivia.
Zo zou ik kunnen vertellen van een nacht waarin, ergens in een tentje in de bergen, de hoogteziekte me te pakken kreeg. (Ik weet nu bijvoorbeeld wat er met eten in je maag gebeurt als je lichaam besluit dat er niet genoeg zuurstof is om je spijsverteringssysteem aan de gang te houden.)
Ik zou ook kunnen vertellen over de volgende ochtend toen, na een paar uurtjes afdalen, een Boliviaans jongetje onder de eczeem en met één hand bijna constant in zijn broek wilde dat ik hem leerde tollen. In een dorpje waar zo’n beetje alles onder de dieren- en mensenstront lag.
Aangezien we een paar uur op vervoer moesten wachten, kwamen we daar overigens een heel eind mee.
Dan waren er de schijnbaar eindeloze busreizen. In bussen die steeds meer mensen oppikten bij onofficiële haltes en waarin de ruimschoots uitgeademde condens na een paar uur langs de ruiten omlaag stroomde, zodat ’s nachts je schoenen letterlijk vastvroren aan de vloer van de bus.
Dodemansritten met chauffeurs met een loden rechtervoet die erop stonden aan de verkeerde kant van de weg te rijden.
Darmen die nooit helemaal happy waren met de hygiënische omstandigheden waaronder je eten was bereid, resulterend in baños naturales in een greppel langs de weg.
Maar ook (in het laagland): zwemmen met roze rivierdolfijnen, waarbij je er maar op vertrouwde dat je gids gelijk had met zijn bewering dat waar dolfijnen zijn nooit tegelijkertijd kaaimannen op de loer liggen.
Hoewel de omstandigheden vaak primitief zijn, hebben Bolivianen dondersgoed begrepen dat met toerisme aardig te verdienen valt. Zo heeft de inheemse bevolking van San José de Uchupiamonas, midden in het nationale park Madidi, met buitenlandse steun in 1997 een zogenaamde ecolodge gebouwd, een voor Boliviaanse begrippen tamelijk luxueus geval.
Dorpsbewoners zijn ook ‘getraind’ om met toeristen om te gaan. Tot op zekere hoogte.
Je bereikt de ecolodge na een tocht van een paar uur over een rivier. Na aankomst bleek er, in ons geval, zelfs een Engelssprekende gids voorhanden. En zo werden we, samen met twee Nieuw-Zeelanders en een Engelse lerares van middelbare leeftijd, toevertrouwd aan de goede zorgen van Ricardo. Prima gozer, maar geen lachebekje.
Ricardo was dus onze gids in de jungle. Daarbij zei hij dingen als The brown capuchin eat only the hard fruits. Of: That is stinky bird. Nobody likes stinky bird. Maar dan op de meest treurige graftoon die je je kunt voorstellen. Misschien had zijn ronduit indrukwekkende consumptie van cocabladeren daar iets mee te maken.
Op een avond nam Ricardo ons mee naar een nabijgelegen meertje. Daar lag een smalle, houten kano op ons te wachten. Met daarin een keurig rijtje van vijf afgelakte, hardhouten eetkamerstoelen. Die waren voor ons.
Ricardo zat achterin op een kale plank en hanteerde de enige peddel.
De situatie was behalve enigszins ongemakkelijk (in meerdere opzichten: het was een smalle kano met hoge eetkamerstoelen), ook volstrekt surreëel. Zonsondergang, hoge groene bomen, junglegeluiden en vijf toeristen die stijf op hun eetkamerstoelen zaten. In een kano.
Het voelde op de een of andere manier alsof we hoge hoeden op hadden moeten hebben.
De situatie leende zich niet bepaald voor een levendige conversatie. En dat viel ook Ricardo op. Are you ha-a-appy? vroeg hij met zijn langzame treurstem, You are so quiet.
Hoe niemand van ons uitbarstte in de slappe lach is me nog steeds een raadsel.
Reacties (2)
Toevallig tegengekomen, enkele gave foto’s van Boliviaanse medicijnmannen en -vrouwen:
http://www.huffingtonpost.com/2014/07/23/waska-tatay_n_5611515.html
Ah het land van de eeuwige stakingen. Impressionant land edoch, zeker de moeite waard om langer te blijven.