FOTO - Voor een laag loon je gezondheid verwoesten. Boliviaanse mijnwerkers hebben nauwelijks alternatieven.
Het is donker. Donker en stoffig. Buiten de smalle lichtbundels van een paar kleine lampen is bijna niets te zien. Erger: je krijgt niet genoeg lucht. De doek tegen het stof die neus en mond bedekt lijkt alleen maar in de weg te zitten. Bovendien is er – door de hoogte – gewoon te weinig zuurstof om goed te kunnen functioneren. Voor veel Boliviaanse mijnwerkers is dit de harde, dagelijkse realiteit.
Ooit was de stad Potosí, gelegen op 4090 meter hoogte, de parel van het Spaanse wereldrijk. De stad wordt overschaduwd door de gelijknamige berg Cerro de Potosí, ook wel Cerro Rico genoemd – de Rijke Berg. Eeuwenlang was de Cerro de Potosí de voornaamste bron van het overvloedige zilver waarmee de Spaanse Habsburgers hun Europese avonturen financierden. Zilver, niet goud, was immers het voornaamste exportartikel van Spaans-Amerika. Toen onze nationale held Piet Heyn in 1628 de helft van de jaarlijkse Spaanse zilvervloot wist te veroveren, werd dit nieuws met de allergrootste ontsteltenis ontvangen aan het Spaanse hof.
Inmiddels zijn de fabuleus rijke zilveraders van de Cerro de Potosí vrijwel uitgeput. Grote mijnbouwbedrijven zijn niet langer aanwezig en de eeuwenoude mijngangen zijn vervallen tot een soort commercieel terra nullius. Er is geen eigenaar die in de gaten houdt wat er met Potosí’s voormalige bron van rijkdom gebeurt. Dit gaf individuele Bolivianen de kans om mijnwerkerscoöperaties te vormen om zo, op eigen houtje, de laatste restjes rijkdom (tegenwoordig vooral zink) van de Cerro de Potosí te exploiteren.
Op weg naar Potosí. Veel wil er niet groeien op deze hoogte
De stad Potosí ligt boven de vierduizend meter hoogte. De gelijknamige berg steekt daar nog eens ruim zevenhonderd meter bovenuit. Er is van alles te weinig: zuurstof, neerslag, begroeiing. Het is daarom niet verwonderlijk dat de mijnwerkers uit Potosí de abominabele werkomstandigheden van hun beroep voor lief nemen. Veel alternatieven zijn er immers niet.
Twee mijnwerkers duwen een lege ertskar
In de mijngangen is geen ventilatie en vrijwel al het werk moet met de hand worden gedaan. Vooral vanwege het zuurstofgebrek is dit enorm zwaar. Je lichaam schreeuwt om zuurstof die er simpelweg niet is. Toen het mijn beurt was om op verzoek van de aanwezige mijnwerkers brokken erts te scheppen hield ik het hooguit een paar minuten vol (if that). Het zuurstofgebrek is zodanig acuut dat zelfs de lichamen van de van jongs af aan geacclimatiseerde Bolivianen niet in staat zijn om zowel de gevraagde inspanningen te leveren als voedsel te verteren. De mijnwerkers houden zichzelf dan ook gaande met het kauwen van cocabladeren en door grote hoeveelheden suikerrijke frisdrank te drinken.
De auteur aan het ‘werk’
Uiteraard zijn de gezondheidsrisico’s van een dergelijk bestaan enorm. Vrijwel alle mijnwerkers lijden aan longziektes als silicose (stoflong). De levensverwachting van een mijnwerker in Potosí is dan ook zo’n veertig tot vijftig jaar. Maar lang voordat die leeftijd is bereikt, zijn de meesten al veel te ziek om nog te kunnen werken.
Pachamama
Desondanks, of beter: dankzij het moeizame leven van de Boliviaanse mijnwerkers zijn er allerlei regelmatig terugkerende feesten en rituelen om het bestaan dragelijk te houden. Misschien wel de belangrijkste figuur in de mythologie van de bewoners van de Andes is Pachamama, ofwel Moeder Aarde. De eenvoudigste manier om Pachamama te eren is voorafgaand aan een eerste slok enkele druppels van wat men drinkt op de grond te sprenkelen. Soms is dit kleine offer niet genoeg en moeten er zwaardere maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld door het bloed van een lama te gebruiken.
Lamabloed boven een mijningang
Het vlees van de ter plekke geslachte lama vormt vervolgens de basis voor een feestmaal, waarbij wordt gedronken totdat men letterlijk omvalt. Desondanks zal niemand vergeten de eerste slok van elk nieuw glas aan Pachamama te laten.
Het lamavlees werd in kruiwagens geprepareerd…
Lamavlees en aardappelen
Met bier. Heel veel bier. De groene tanden van de man rechts op de foto zijn het resultaat van het kauwen van cocabladeren
Deze mijnwerkerskinderen genieten volop mee
Foto’s (c) Suzanne Biekart
Reacties (4)
4500 meter, da’s hoog, je zou toch verwachten dat als er bijna niks meer te halen valt de stad zo langzamerhand leeg zou lopen.
Niet om te zeuren, maar alle info uit dit stuk had ook gehaald kunnen worden uit de film ‘The Devils Miner’ . Wat tevens een aanrader is overigens.
Tegenwoordig heb ik het idee dat Potosi meer inkomsten haalt uit toerisme, dan uit het gemijn daar. Hopelijk maar, want westerlingen lastig vallen is een stuk gezonder ;)
Toevallig heb ik net wat gelezen over Potosi in het boek 1493 van Charles Mann. Afgezien van de slavernij was het ook wel een bijzondere stad met veel rijke vrijbuiters. Op zijn hoogtepunt was Potosi in grootte vergelijkbaar met de grootste Europese steden alleen dan een stuk rijker. Door het gebrek aan vrouwen en het hoge avontuurlijke gehalte van de mannen, werden er regelmatig duels op leven en dood uitgevochten in de straat.
@ 2
Daar heb je zeker gelijk in.
Een tour in de mijnen laat je zien in wat voor omstandigheden de mijnwerkers daar werken en eigenlijk bijna niets meer aan zilver naar boven halen.
De tour door de mijnen, het drankje, afsteken van dynamiet is waar ze het geld mee verdienen. Dat en de vele restaurantjes en het museum over de geschiedenis van Potosi (en de mijnen etc.)
En de mijn zelf, wat ben ik blij dat ik niet hoef te werken in die snik hete, benauwde en stoffige omgeving.
We hebben veel extra’s gegeven aan alle kids die daar nog omheen rond rennen.