Uit de jeugdzorg | Momo
COLUMN - Zijn broertje ligt in het ziekenhuis, zijn moeder en stiefvader zijn opgepakt. En Momo komt bij ons wonen. Hij praat niet over de reden waarom hij bij ons is geplaatst. Dat hij naar de buren is gerend om te zeggen dat zijn stiefvader zijn broertje halfdood heeft geslagen, ontkent hij. Hij wil ook niet bij zijn broertje langs, want ‘hij ligt daar toch alleen maar en zegt toch niets.’
Moeder blijft voorlopig vast zitten. Ze heeft nog diezelfde dag een volledige bekentenis afgelegd voor betrokkenheid bij kindermishandeling. Ze wil in therapie om het nooit meer zo ver te laten komen.
Dat Momo een jongen is met een heftige geschiedenis, weten we. Maar dat zijn plaatsing bij ons zo zou aflopen, had niemand kunnen voorspellen.
Momo, zijn broertje en zijn moeder zijn gevlucht uit Afrika en wonen sinds anderhalf jaar in Nederland. In Afrika is Momo’s vader voor zijn ogen vermoord door een rivaliserende stam. Hij en zijn gezin zouden te invloedrijk zijn. Moeder heeft de toen elfjarige Momo en zijn vierjarige broertje meegenomen en is zonder spullen vertrokken.
Via een omweg komen ze in Nederland terecht. Hier kennen ze heg nog steg. Dan komt moeder een dertig jaar oudere man tegen. Hij belooft haar gouden bergen en zij gelooft alles. Nog geen twee maanden later trouwen ze. Momo kijkt ondertussen enorm op tegen zijn nieuwe stiefbroer, die contacten in de voetbalwereld zou hebben.