Een onvoldoende voor de democratie?
Een bijdrage van Bert van den Braak. Het stuk is ook te lezen op de site van het Montesquieu Instituut.
De recentelijk verschenen Democratic Audit van Nederland schetst een vrij somber beeld van de toestand van het Nederlandse staatsbestel. Dat bestel is te veel op vertegenwoordiging gericht en te weinig op ‘afrekenen’, zo menen de leiders van het onderzoek dat aan de Audit ten grondslag lag, de hoogleraren Rudy Andeweg en Jacques Thomassen.
Onmiskenbaar kleven er bezwaren aan de wijze waarop in Nederland kiezers invloed kunnen uitoefenen op met name de samenstelling van het kabinet. Kabinetten komen tot stand na een vaak moeizame formatie en de uitkomst kan door sommigen (velen?) als verrassend worden ervaring. In 2003 hadden niet velen voorzien dat D66 zou gaan regeren met CDA en VVD. D66 sloot voor de verkiezingen zo’n combinatie uit. In 2007 kwam min of meer uit nood samenwerking tussen PvdA en ChristenUnie tot stand. In beide jaren was er een (getalsmatige) noodzaak om tot een meerderheidskabinet te komen.
De uitkomst van de jongste verkiezingen was achteraf beschouwd minder verrassend. Samenwerking met de PVV leek voor geen enkele partij direct verkieslijk, maar noch VVD, noch CDA sloten die ‘partij’ uit als mogelijke coalitiepartner. Voor zowel CDA als VVD was samenwerking met de PvdA weinig reëel en dat gold eveneens voor ‘middenvarianten’ met bijvoorbeeld GroenLinks en D66. Al vóór de verkiezingen van vorig jaar was het nauwelijks voorstelbaar dat er opnieuw een regeringscombinatie zou komen waarvan CDA en PvdA de dominante ‘dragers’ zouden zijn. De nieuwe zetelverdeling bevestigde alleen die onmogelijkheid. En dus bleef VVD, CDA en PVV als enige optie over.