Montesquieu Instituut

162 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Fact free politics

Een bijdrage van Ruud Koole, verbonden aan het Montesquieu Instituut, alwaar het stuk ook te lezen is.

Sinds de Amerikaanse oud-president Bill Clinton sprak van een ‘fact free period in politics’ is de term  fact free politics gemeengoed geworden in het publieke debat. Clinton gebruikte die woorden in een TV-show in september 2010 naar aanleiding van het politieke optreden van de voormalige Republikeinse kandidate voor het vice-presidentschap Sarah Palin.  Over Palin’s  populisme en haar verwantschap met de Tea Party wordt in zowel progressieve als traditioneel-conservatieve kringen vaak met enig dédain gesproken, maar Clinton waarschuwde haar niet te onderschatten, zeker nu we volgens hem  wellicht een feitenloze periode in de politiek in gaan.

De term is overgewaaid naar Nederland. Femke Halsema gebruikte de term fact free politics in een debat met premier Rutte in november 2010. En Marcel van Dam schreef eind maart 2011 in zijn column in de Volkskrant: “‘Feitenloze politiek’ wordt bij ons met de komst van het kabinet-Rutte voor het eerst min of meer openlijk beleden.”  In die column betuigde hij zijn instemming met de Kohnstammlezing  die Louise Fresco kort daarvoor had gehouden. Fresco stelt daarin dat onze samenleving steeds meer worstelt met wat nu de echte bronnen van kennis zijn: de wetenschap, meningen of gevoelens? Dat zou sinds de Verlichting toch de wetenschap moeten zijn met haar onafhankelijke, empirisch toetsbare kennis. Maar Fresco constateert met leedwezen dat sinds het einde van de vorige eeuw kennis minder wordt beschouwd als objectief, maar steeds meer als ‘gereedschap in allerlei welles-nietes spelletjes, bijvoorbeeld over klimaat of gezondheid’. In een mooi betoog analyseert zij de ‘toenemende tolerantie voor onwetendheid en de toenemende intolerantie voor het rationele debat’. Dat heeft volgens haar te maken met ‘de overvloed aan feiten, de afkalvende autoriteit van kennis en het uitdijend pessimisme van burgers’. Door de door subsidiegevers opgelegde noodzaak van valorisatie van wetenschappelijk onderzoek worden te snel onderzoeksresultaten gepubliceerd, die de zelfkritische toets der wetenschap nog niet hebben doorstaan. De autoriteit van de wetenschap staat hierdoor onder druk. Sommige mensen maken hier gebruik van door de empirie gewoon te ontkennen omdat die niet past in hun (politieke) geloof. Het ontkennen van de klimaatverandering is er een voorbeeld van. Maar ook voorstanders van windmolens of biologisch vlees die hun tegenstanders wegzetten als moreel slecht, dragen bij aan het ‘feitenloze debat dat drijft op emotie en vooringenomenheid’, aldus Fresco. Populisten als Sarah Palin gaan zover om hun antipolitieke houding te koppelen aan een antiwetenschappelijke houding. De ratio wordt opzij geschoven, de feiten doen er niet meer toe.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Welke rechter?

Onlangs organiseerde het Montesquieu Instituut in Maastricht een workshop over parlementaire immuniteit: het grondwettelijk recht van parlementariërs (art. 71 Grw.) om verschoond te blijven van strafvervolging wegens datgene wat zij in de vergadering van Eerste of Tweede Kamer hebben gezegd.

De Nederlandse immuniteit is beperkt van aard, als men die vergelijkt met wat elders in continentaal Europa gebruikelijk is. Daar gaat het niet alleen om wat ter vergadering is gezegd, maar ook om andere strafbare feiten. Wel is het parlement elders bevoegd de immuniteit op te heffen, zodat ‘normale’ vervolging van misdrijven alsnog kan plaatsvinden. De workshop was bedoeld om het verschijnsel op Europees niveau in kaart te brengen en te vergelijken. Daarbij spelen niet alleen parlementaire regels en gewoonten een rol maar ook de (Europese) rechter.

In Nederland is het onderwerp actueel geworden, sinds Geert Wilders wordt vervolgd door de Amsterdamse rechtbank wegens een aantal overtredingen van de strafwet, waaronder discriminatie. Hij kan daarbij geen beroep doen op zijn parlementaire immuniteit, omdat de gewraakte uitlatingen zijn gedaan buiten de vergadering van de Tweede Kamer. Naar Nederlands recht is hij dan een burger als ieder ander. Maar, zo is de vraag, is daar wel de juiste rechter aan het werk? Die vraag kwam ook in de Maastrichtse workshop geregeld bovendrijven.

Een aantal mensen*  heeft immers bepleit de parlementaire immuniteit niet zozeer aan de vergadering te verbinden als wel aan de persoon van de parlementariër. Dat wil zeggen dat hij in en buiten de Tweede Kamer immuniteit zou moeten genieten. Niet zo’n vreemd voorstel, want in diverse landen is die vrijheid van spreken niet aan de parlementaire vergadering gebonden. Ook wij hebben, vanaf 1798 tot 1848, zulke breed gedefinieerde vrijheid van spreken voor parlementariërs gekend. Het is ook eigenaardig als iemand die in de Kamer vrij is geweest bepaalde uitlatingen te doen, strafrechtelijk wordt vervolgd zodra hij buiten de Kamer ‘zichzelf citeert’. Zelf heb ik op deze plaats, in navolging van Femke Halsema, zulke bredere immuniteit bepleit.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De relevantie van het europact zit hem niet in de inhoud

Een gastbijdrage van David Nederlof, onderzoeker aan de UvA. Het stuk is ook te lezen bij het Montesquieu Instituut.

rutte en VAn RompuyHet Kamerdebat voorafgaand aan de Europese Raad van 24 en 25 maart over het zogeheten europact, dat verdergaande coördinatie en samenhang van economisch beleid beoogt, ging vooral over soevereiniteit.
Premier Mark Rutte benadrukte dat Nederland wel soevereiniteit aan Europa overdraagt voor de versterking van het Stabiliteit- en Groeipact, maar niet in het kader van het europact. Daarnaast hadden Rutte en Jan-Kees de Jager moeite hun dédain voor het europact te verhullen.

Volgens Rutte staat daar inhoudelijk weinig in en al helemaal niet voor Nederland, dat immers een van de voorbeeldlanden in de Unie is. Al eerder, vlak voor de bijeenkomst van de regeringsleiders van de eurolanden op 11 maart, waar het europact werd overeengekomen, bestempelde hij het voorstel al als ‘een prima stuk papier’.

Inderdaad is het uiteindelijke europact ogenschijnlijk een stevig verwaterde versie van het oorspronkelijke ‘Pact for Competitiveness’ waarmee Merkel op 4 februari de Europese Raad verraste. In tegenstelling tot het voorstel van Merkel bevat het europact geen concrete maatregelen maar slechts algemene doelstellingen, namelijk het stimuleren van concurrentievermogen en werkgelegenheid, het bevorderen van duurzame overheidsfinanciën en het versterken van financiële stabiliteit. Het wordt in beginsel aan de lidstaten zelf overgelaten hoe deze doelstellingen te bereiken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een onvoldoende voor de democratie?

Een bijdrage van Bert van den Braak. Het stuk is ook te lezen op de site van het Montesquieu Instituut.

De recentelijk verschenen Democratic Audit van Nederland schetst een vrij somber beeld van de toestand van het Nederlandse staatsbestel. Dat bestel is te veel op vertegenwoordiging gericht en te weinig op ‘afrekenen’, zo menen de leiders van het onderzoek dat aan de Audit ten grondslag lag, de hoogleraren Rudy Andeweg en Jacques Thomassen.

Onmiskenbaar kleven er bezwaren aan de wijze waarop in Nederland kiezers invloed kunnen uitoefenen op met name de samenstelling van het kabinet. Kabinetten komen tot stand na een vaak moeizame formatie en de uitkomst kan door sommigen (velen?) als verrassend worden ervaring. In 2003 hadden niet velen voorzien dat D66 zou gaan regeren met CDA en VVD. D66 sloot voor de verkiezingen zo’n combinatie uit. In 2007 kwam min of meer uit nood samenwerking tussen PvdA en ChristenUnie tot stand. In beide jaren was er een (getalsmatige) noodzaak om tot een meerderheidskabinet te komen.

De uitkomst van de jongste verkiezingen was achteraf beschouwd minder verrassend. Samenwerking met de PVV leek voor geen enkele partij direct verkieslijk, maar noch VVD, noch CDA sloten die ‘partij’ uit als mogelijke coalitiepartner. Voor zowel CDA als VVD was samenwerking met de PvdA weinig reëel en dat gold eveneens voor ‘middenvarianten’ met bijvoorbeeld GroenLinks en D66. Al vóór de verkiezingen van vorig jaar was het nauwelijks voorstelbaar dat er opnieuw een regeringscombinatie zou komen waarvan CDA en PvdA de dominante ‘dragers’ zouden zijn. De nieuwe zetelverdeling bevestigde alleen die onmogelijkheid. En dus bleef VVD, CDA en PVV als enige optie over.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Reddingspakket euro onder handbereik

Een bijdrage van Jan Werts van het Montesquieu Instituut.

De staatshoofden en regeringsleiders lanceren morgen een compleet reddingspakket  voor de euro. Kanselier Merkel moet als drijvende kracht verdubbeling accepteren van het noodfonds voor de zwakke landen tot 500 miljard euro.

De lastenverdeling daarvan over de eurolanden wordt nog een pijnlijke operatie. De angst dat Griekenland onder zijn reuzenschulden zal bezwijken spookt de politieke leiders door het hoofd.

Voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Raad vergaderde dit hoge gezelschap op 11 maart in Brussel zelfs twee keer. Eerst in volledige samenstelling met de kwestie Libië als hoofdmenu. Vervolgens tot diep in de nacht met soms heftige woordenwisselingen tussen de leiders van de 17 eurolanden.

Verdubbeling noodfonds euro

Vorig jaar creëerde de Europese Raad de tijdelijke Europese Financiële Stabiliteits Faciliteit (EFSF) teneinde het noodlijdende Griekenland te hulp te komen. In totaal gaat het om 440 miljard aan garanties afkomstig van de landen met de euro. Inmiddels heeft Griekenland 110 miljard opgenomen en Ierland 67,5 miljard, terwijl Portugal en later wellicht Spanje en andere zwakke landen zullen volgen.

Het EFSF, in de media noodfonds genoemd en gevestigd in Luxemburg, moet tegenover de financiële wereld geloofwaardig blijven. Daarom kan het EFSF ondanks een capaciteit van 440 miljard toch hoogstens tot 250 miljard garanderen. De eurolanden, Duitsland en Frankrijk voorop, willen aantonen dat zij de euro tot de laatste snik zullen verdedigen. Dit is eigen belang.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Eurocrisis zet EU buitenspel

Een gastbijdrage van Jan Werts van het Montesquieu Instituut.

sarkozy en merkelKanselier Angela Merkel en president Nicolas Sarkozy hebben de eurolanden compleet verrast. Met eerder onbespreekbare maatregelen dwingen zij hen in een keurslijf ter bescherming van de munt. Het Duits-Franse ‘Pact voor Concurrentiekracht’ zet de Europese instellingen in Brussel buiten spel. De andere eurolanden doen aarzelend mee. Op 11 maart verhoogt een extra topconferentie het noodfonds voor zwakke eurolanden van 560 naar 750 miljard euro.

Pact voor concurrentiekracht

De pensioenleeftijd naar 67 jaar (zoals in Duitsland). In de nationale grondwetten een substantieel begrotingstekort verbieden (zoals in Duitsland). Loonmatiging afdwingen via een verbod op indexatie voor inflatie (zoals in Duitsland). Een Europees minimumtarief voor de vennootschapsbelasting. Dat zijn enkele onderdelen van het ‘Pact voor Concurrentiekracht’ dat met Duitse inkt is geschreven. Mits het pact in enigerlei vorm realiteit wordt, betekent dit een historische wending.

Het pact maakt vitale delen van het overheidsbeleid zoals de arbeidsmarkt, de loonpolitiek, pensioenen en belastingen, tot voorwerp van Europees beleid. De ‘Europese Economische Regering’ die linkse en rechtse Franse leiders jaren bepleitten komt hier aan de horizon. Duitsland was daar altijd mordicus tegen. Nederland eveneens. Zij vreesden verlies van hun nationale autonomie. Is kanselier Merkel ineens van die vrees verlost?

Vorige