RECENSIE - Is het de auto, de mobiliteit of gaat het dieper?
In de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen actiegroepen op allerlei gebied als paddestoelen uit de grond kwamen, was er ook flink wat beweging voor meer verkeersveiligheid, voorrang voor fietsers, voetgangers, schoolkinderen en een autovrije binnenstad. En allemaal tegen de ‘heilige koe’, de auto. Zo was er de actiegroep ‘Stop de Kindermoord’, die opkwam voor veilige speelruimte voor kinderen in de woonomgeving. Om verwarring met de anti-abortusbeweging te voorkomen werd dat later de Stichting Kinderen Voorrang. Die stichting organiseerde jaarlijks een Nationale Straatspeeldag. Buurtgroepen en bewonerscomités eisten overal snelheidsbeperkingen, drempels, bredere trottoirs en groen in de oudere wijken. In nieuwe woonwijken werd gebouwd rond woonerven waar auto’s niet of alleen stapvoets mochten rijden. Naast de ANWB kwam er voor de promotie van de fietsersbelangen een ENWB, de Eerste Echte Nederlandse Wielrijdersbond, de voorloper van de nu nog bestaand Fietsersbond. Mede dankzij deze fietsactivisten is Nederland verrijkt met 37.000 kilometer steeds bredere en comfortabeler fietspaden.
In Het recht van de snelste verwijst Thalia Verkade, journaliste voor De Correspondent, naar dit actieverleden. Ze legt ook de vinger op de zere plek bij de behaalde resultaten: heel veel nieuwe verkeersvoorzieningen laten de dominantie van de auto intact. Sterker nog: veel voorzieningen voor het niet-autoverkeer zijn juist bedoeld om de doorstroming van auto’s te bevorderen. Buiten een beperkt aantal autovrije zones is de openbare weg een autoweg. Om te rijden en om te parkeren. Niet om te spelen of elkaar te ontmoeten. Een dag per jaar mag er op straat gespeeld worden. Ook voor een straatfeest eens per jaar moet je vergunning aanvragen. De coronacrisis heeft ook op dit gebied een ander beeld dan het vertrouwde laten zien: kinderen namen de straat zonder autoverkeer in bezit met stoepkrijt en stepjes. Voor even.