Mijn interesse voor de verrichtingen van het Nederlands elftal tijdens het WK in Zuid-Afrika begon ergens rond de 70 minuut van de eerste wedstrijd. Toen het pingelwonder Elia werd ingebracht om precies te zijn. Zijn tikkie-takkie-voetbal, om met Frank Snoeks te spreken (die naar eigen zegge de Zuid-Afrikaners napraatte), zorgde ervoor dat ik er meteen zin an kreeg en zelfs begon te geloven dat we door de eerste ronde heen zouden komen. Daarvoor kon het me eerlijk gezegd allemaal worst zijn.
Datzelfde gevoel van pure destineresse heb ik nu ook. En met mij hebben volgens mij velen dat. Het zal allemaal wel.
De gemiste penalty van Robben in de Champions League tegen Chelsea was een voorteken. Voor het eerst sinds heel lang, keek ik weer eens naar een hele voetbalwedstrijd. Iedereen die keek wist dat Robben die penalty ging missen. Ik in ieder geval wel. En hij miste. Nu werkt het met dat soort dingen zo dat je altijd het slechtste vreest. Gebeurt het slechtste niet, dan ben je opgelucht, gebeurt het wel, dan denk je: zie je wel. Volgens mij is dat zie-je-wel-gevoel trouwens een soort trucje van de natuur dat ervoor zorgt dat je makkelijker met teleurstellingen omgaat. Voel je toch nog een beetje trots.
Heel voetbalkijkend Nederland heeft aan Bayern tegen Chelsea een‘zie je wel’-gevoel overgehouden. En dat heeft het geloof in Oranje bepaald geen goed gedaan. Ik proef geen wanhoop en teleurstelling, meer gelatenheid. Al die oranje vlaggetjes worden hooguit opgehangen om de media en de commercie niet teleur te stellen. Dat zijn gevoelige jongens. Zo weet ik van een zekere werkvloer dat ze in aller ijl oranje vlaggetjes zijn gaan ophangen toen SBS’ Hart van Nederland zou langskomen.
Daar, bij de commercie, daar proef je die wanhoop wel. Die zijn met ploppende Wilhelmusjes, sinterklaasrijmpjes (“Wij zijn samen / Een land van heel veel namen”, je verzint het niet) en T-shirts met rugnummers op de borst, wanhopig aan het proberen om dat oranjegevoel in de korte tijd die er is (de voorrondes) zo hard mogelijk te doen oplaaien. Het is een beetje als een zielige buurman die een barbecue heeft georganiseerd en nu z’n barbecue niet aan krijgt, omdat hij de zak houtskool buiten heeft laten staan toen het zo hard regende. En niemand die zin heeft de moeite te doen even een zak uit de eigen schuur te gaan halen. Iedereen staat gezellig op een afstandje, biertje in de hand, toe te kijken hoe die arme buurman met een krant staat te wapperen in de hoop dat dat kleine rookpluimpje uitgroeit tot een mooi vuur. Misschien lukt het ‘m wel. Dan is dat mooi meegenomen. En anders was het ook wel aardig om hem zo hard bezig te zien.