De eerste maandag van november is een belangrijke dag voor het Oldambt. Dan wordt in Winschoten een groot feest gevierd: Adrillen, de grootste Allerheiligenmarkt van ons land.
Mijn verlangen naar Adrillen begon in de tweede klas van de middelbare school. Op een maandagochtend kwam de conrector de klas binnen om ons te waarschuwen: tijdens de middagpauze moesten we op het schoolplein blijven, we mochten er niet even tussenuit piepen om naar de Adrillen te gaan. Nee, we kregen geen vrij, op het gemeentehuis hadden ze het zo besloten. Adrillen, dat was geen feest voor jongelui.
Ik had nog nooit van Adrillen gehoord, ik woonde nog maar net in Winschoten, maar het kon niet anders of het moest iets bijzonders zijn. Niemand kon mij op het schoolplein uitleggen wat het woord precies betekende. Ik probeerde het woord Allerheiligenmarkt een paar keer achter elkaar uit te spreken, en ook al struikelde mijn tong na drie keer, tot Adrillen verhaspelde ik het woord niet.
Na schooltijd fietste ik terug naar huis. Daar zat mijn moeder in haar beste kleren. Ja hoor, zij was er wel geweest. Op maandag had ze altijd vroege dienst, zodat ze om één uur thuis kon zijn. Adrilntje was mooi, zei ze. Er waren kooplui uit het hele land die de vreemdste dingen verkochten. Ze wees naar de dieffenbachia, de laatste vensterbankmode uit Aalsmeer. En ze had vijftig mandarijnen gekocht, alvast voor Sint Maarten. Bij de zakdoekenman had ze van die voetschuursponsjes gevonden. Je weet wel, van die kleine zwarte bokjes die zo stinken naar zwavel. ’s Avonds aten we brood van de bakker uit Drenthe: Zuidlaarderbol en roggewitte stoet.
Een jaar later was het weer Adrillen. Onderweg naar school probeerde ik wat van de Allerheiligenmarkt te zien, maar de Venne was afgesloten, ik mocht er niet langs op de fiets. Uit de Gadobussen kwamen drommen mensen. Overal kwamen ze vandaan: uit Westerwolde en Rheiderland, uit de Veenkoloniën, zelfs van Het Hoge Land. Aan hun manier van bewegen kon ik afleiden dat ze niet gewend waren om in de stad te lopen. Ze haastten zich in de richting van de jaarmarkt en ondertussen keken ze om zich heen, alsof het allemaal vreemd voor ze was. Ze droegen nieuwe winterjassen die een jaar eerder in de mode waren geweest, netjes, nog bijna niet gedragen. En ze hadden boodschappentassen bij zich, ik zag zelfs lege weekendtassen.
De jaren erna probeerde ik op de eerste maandag van november zo vroeg mogelijk op te staan. De veemarkt bij de kerk begon al voor dag en dauw, je moest vroeg zijn als je er iets van wilde zien. Maar ik kwam altijd te laat, alles was al voorbij. Soms zag ik nog wat konijnen in een hok en wat kippen rondlopen, dat was alles. Mijn moeder kwam met steeds sterkere verhalen over Adrillen. Ze ging altijd kijken naar de marktvrouw uit Aalsmeer, die met mooie standwerkerstaal haar waren aanprees. De mensen gingen met armen vol groene planten naar huis, met metershoge palmen de Gadobus in.
Waar ik het allerjaloerst op was: mijn moeder kon tijdens de Allerheiligenmarkt wel naar de hobbybeurs in De Klinker. Daar waren de nieuwste handwerktrends te zien. Als ze vertelde over de tentoongestelde werkstukken, dan deed ik net alsof het me niet zo interesseerde. Voor mij was het te pijnlijk dat ik er vanwege school nooit bij kon zijn. Patchwork? Pf! Dat kon ik zelf ook. Papierknipkunst? Saai. Een man die frivolité kan maken? Toe nou, ma!
In de examenklas brak ik met de gewoonte om altijd braaf te luisteren naar de conrector. In de grote pauze kneep ik er tussen uit, zo eng kon Adrillen toch niet zijn? Ik haastte me over de Oudewerfslaan en binnen twee minuten stond ik bij de Rotonde waar de markt begon. Ik was nog niet eens aan de kramen toegekomen toen ik in een opstootje terecht kwam. In de Engelstilstraat kon ik geen kant meer op, het rook naar bier en oude jenever. Een ambulance probeerde zich door de menigte te persen. De ziekenbroeders gingen bij een café naar binnen en een minuut later kwamen ze naar buiten. Op de brancard lag een man die ik herkende als de nieuwe leraar van onze school. Hij werkte nog niet zo lang in Winschoten. Zijn collega’s hadden hem blijkbaar niet verteld hoe gevaarlijk het tijdens Adrillen kan zijn.
Ieder jaar bel ik op de eerste maandag van november met mijn moeder om te vragen hoe het was op Adrilntje: Ja, ze heeft Groninger vleeskruiden voor me gekocht. Nee, de microvezeldoekjes waren er niet dit jaar. Die Amaryllisbollen? Veel te duur geworden. O, had ik nog van die grote klossen breimachinegaren gewild? Die kosten nu twee stuks voor een tientje, dat is toch geen geld?!
Als ik dan de telefoon heb neergelegd neem ik me weer voor om volgend jaar wel te gaan. Er zijn zelfs jaren geweest dat ik pogingen heb gedaan om een kraampje op de hobbybeurs te bemachtigen, zo graag wil ik er bij horen. Allerheiligenmarkt in Winschoten, het is de enige gelegenheid waar nog door velen het Gronings dialect wordt gesproken zoals ik het gewend ben. Toch kom ik er nooit bekenden tegen en ik word er nooit door iemand herkend. Het feest is blijkbaar niet voor mij bedoeld, maar dat inzicht heeft mij niet van mijn verlangen naar Adrillen af kunnen helpen.
Reacties (7)
Gronings is altijd nog een streektaal/taal. In Duitsland officieel erkend zelfs. Dat de Nederlanders het niet doen door Friese druk ook kunnen ze daar niet helpen. Sterker nog Limburgs staat nog verder van het Nederlands af dan zowel Gronings als Fries, toch zien we het als dialect.
Gronings is ook wel Ost Frys/Low Saxon :). EN je mag het gerust een taal noemen.
Moar mooi skriefsel hör, moar wat het dij leroar van die doan dehn datte pak op zien laiter hat hèt?
Gronings wordt in Nederland gezien als dialect van het Nedersaksisch. Nedersaksisch is zowel in Nederland als Duitsland onder Europese regelgeving erkend als streektaal. Het Limburgs geldt in Nederland wel als officiële streektaal, in Vlaanderen niet (en is in Duitsland bijna uitgestorven).
Ik bedoel gewoon te zeggen dat het een TAAL is net als Fries. Alleen door koppigheid niet erkent en komt niet verder als “dialect”. Dat terwijl het verschil tussen Dialect en Taal eigenlijk alleen maar “Wie heeft een leger” is. Oftewel als je macht hebt ben je taal (ook erkende macht) heb je dat niet dan ben je dialect. Verder is Gronings een Dialect van het Ost Frys/Low Saxon. Wat eigenlijk niet te plaatsen is binnen het NederSaksisch maar ook niet meer in het Oost Fries. Het is een tussen taaltje geworden over de jaren. Dat terwijl er wel al teksten gevonden zijn in Groningen in Runen die qua klank toch al behoorlijk dicht in de buurt kwamen, en ouder zijn dan het Nederlands. :).
Eigenlijk zijn Grönnegers gewoon Ost Frysen ;).
Maar het laat wel zien dat “Taal vs Dialect” niks anders is dan semantiek, want Zuid AFrikaans word gezien als Taal.. net als Vlaams en Limburgs niet :). Dat terwijl zowel Vlaams als Afrikaans dichter bij Nederlands licht. Ook heb je in Vlaanderen nog “dialecten”hoor die wel weer verder van het Nederlands afliggen.
Dus dat bedoelde ik, je mag het best een taal noemen in plaats van een Dialect :). Je mag best trots zijn op je Grönneger en Grönnegs zijn, of je Achterhooks (spel ik dat zo goed, ik kom er niet vandaan ;)), of je Limburgs, of je Fries,etc. En dan moeten we ook een beetje van elkaar respecteren. :).
Nederland bestaat Historisch gezien gewoon uit een samenband van verschillende volkeren die samen met elkaar problemen aanpakten. Of het nu Spanjaarden waren, Engelsen, Duitsers of Zweden… klappen konden ze krijgen verdorie ;).
PS:Sorry ik vind de laatste tijd teveel een gewicht liggen op de Frankische versie van de Nederlandse taal. Dat terwijl Oud Nederlands.. meer op Fries, Gronings, Drents, etc leek en niet Frankisch was. Maar toch blijven we het opdringen aan mensen en mensen met een accent belachelijk maken in plaats van trots op onze achtergronden te zijn :).
Ik heb trouwens nog steeds geen antwoord op mijn vraag wat die arme leraar nu precies gedaan had om in een Ambulance terecht te komen :).
@5 Kwait nait, kgleuf dadde niks roars doan ha. Zo laang is ’t schaftn ja noit.
Hij had zich misschien niet opgegeven als vrijwilliger bij de politie, of juist wel, maar zijn pet afgezet en vol bier laten schenken? Vanzelfs!
Ik geloof het gaat zo:
+1 voor het mooiste verhaal.