Acte 2, scène 3
EXT – veldslag op de flanken van een berg in Frankrijk, juni
Op: Alberto Contador, Cadel Evans en Luis Leon Sanchez
AC :
De voorbereidende schermutselingen, de tests voor de grote oorlog.
LLS :
Zo is het, dit land, dit grote land, wordt niet gedeeld door koningen.
CE (aan de overzijde van het podium):
Frankrijk is mijn gedroomde geliefde, en nooit was ik dichterbij dan vorig jaar. Ach, en wee! De broeders uit Luxemburg zagen hun kans schoon om de Paus aan de macht te helpen – een slag uit blinde hoek, een nooit verwachte coup.
AC:
Hier nu, hoef ik niet te pieken, dit is enkel aftasten. Laat mijn benen over drie weken pas geweldig zijn – mijn spieren als staalkabels, mijn geest van wit blikkerend marmer, om de hitte van de zon te weerkaatsten, en de afgunstige ogen van hen die mij dwarsbomen te verblinden.
LLS:
Gij zijt een waardig man, maar in uw huis spant men samen tegen u.
AC:
Helaas, zo is ‘t.
CE:
Ik reed, ik reed, ik kon de overwinning ruiken. Doch zij, die twee broeders aan mijn grenzen, zij kaapten mijn titel – dat wat míj toekomt, en schonken het Sastre.
LLS:
Is het niet zo, dat al de soldaten in uw leger vrienden zijn van de grootvizier?
CE:
En zo maakte ik mij tot een dwaas. Ik haat de pausen, de hertogen, de graven, de keizers – generaals: zij strijden om wat mij toekomt – ben ik niet groots? Ben ik geen geweldenaar? Ben ik niet geadopteerd door de Belgen, toen zij niemand hadden, om hun land voor te gaan in de strijd en kreeg ik geen carte blanche om mijn legers voor te bereiden?
Waarom wordt mij de zege niet gegund? Waarom steekt men mij een stok tussen de wielen?
LLS:
Leipheimer, Horner, Klöden, de kolonel Rast, de generaal Popovitsj.
CE:
Waarom is iedereen toch altijd tegen mij? Vrezen zij mij dan zo? Spannen zij samen tegen de sterkste coureur, omdat zij weten dat ik hen allemaal individueel kan verpletteren?
Zij moeten zich wel verzamelen, want alleen kunnen zij niets beginnen.
AC:
Zij moeten zich wel verzamelen, want zij weten dat ik de sterkste ben.
LLS:
Laat mij u helpen.
CE:
Nooit zal ik iemands hulp aanvaarden – ik weet wie mijn vrienden zijn.
AC:
Ik heb een luitenant nodig.
LLS:
En een bondgenoot uit onverwachte hoek. In uw eigen huis is het duidelijk waar de belangen liggen.
AC:
Ik verordonneer eerst de executie van Chris Horner, en schuif mijn eigen luitenant naar voren.
CE:
Ik zal hier vandaag verwoestend uithalen – de wereld tonen dat ik klaar ben voor de grote oorlog – de Tour of Duty, van ieder tegen mij.
LLS:
Laat mij u helpen, mijn heer die ik als mijn vriend beschouw. Mag ik hier vandaag winnen, heer Contador? Ik zal u over enkele weken rijkelijk belonen.
LLS:
Volg mij heer, ik breng u tot zijn wiel.
U doet wat u zegt.
LLS:
Ik spreek in alle eerlijkheid. Ik kan u over enkele weken een grote dienst bewijzen. Gun mij een deel van de zege, Frankrijk is groot. De totale zege zal de uwe zijn, als u mij de zege in een etappe gunt.
AC:
Dan zal ik niet tegen u strijden in deze oorlog.
LLS:
Dank u. U zult er geen spijt van krijgen.
CE:
Zie? Zij zijn allen tegen mij.
Scène 4:
INT – Kasteel Luxemburg, op: Andy Schleck en broer Fränk
AS:
Als het weerlicht, als de donder! Er zijn vele tijdingen, op de vooravond van de grote oorlog.
FS:
En zo is het.
AS:
De wereld wordt herverdeeld, maar de grootvizier heeft zich in het verre Amerika verstopt voor zijn concurrenten.
FS:
Hij traint als een beest zegt men.
AS:
Niemand ziet meer af, zegt men.
FS:
Hij is een vraagteken, maar steeds meer gaan in hem geloven.
AS:
Een vraagteken zegt gij. Hij was ooit de Keizer. Voor mij is dat genoeg.
FS:
Hij is een oude man.
AS:
In Italië is hij getransformeerd. Hij zal niveau hebben – zeer hoog niveau. Ik vrees hem. Gelukkig zijn wij met twee.
Andy Schleck af.
FS:
Mensen vragen mij of het niet raar is dat mijn broertje Graaf van Luxemburg is, en niet ik. Was ik immers niet eerder groot? Behaalde ik nier eerder dan hij grootse overwinningen? In de klassiekers, in de Alpen?
Welnu, ik zal u zeggen: het is vreemd.
Onze Andy heeft verschrikkelijk veel talent. Veel meer dan ik. Hij is smaller dan ik, maar krachtiger. En hij gunt mij mijn successen. Mijn goede broer, veel beter dan ik, is ook veel guller. Is het vreemd dat ik hem bijsta? Dat ik hem help, dat ik voor hem rijd?
[korte pauze] [bedachtzaam]Het is wennen, dat wel. En ik droom vaak van eigen glorie. Ik ben tenslotte topsporter, de dag dat ik niet meer wil winnen, is de dag dat ik sterf. Waarom word ik dan toch zo gekweld door die gedachte?Waarom zou ik mij neerleggen bij Andy’s soevereine kopmanschap? Heb ik geen recht op winst als ieder ander? – Nee! Het is zondig zo te denken! Andy is leider, mijn gulle broer, mijn sterke vriend.
[pauze]
Maar betekent dan zijn leiderschap, dat ik niet winnen mág? – Neen! Ik moet die gedachte verbannen!
Andy gunt mij zeker glorie. Als jouw dag komt, zal hij staan juichen, zoals jij voor hem zult juichen, wanneer zijn tijd is aangebroken. – Maar zijn tijd ís aangebroken!
Betekent zijn tijdperk, het einde van het jouwe Fränk?
[lange pauze]Misschien komt er wel een kans voor mij.
Fränk Schleck langzaam af.
(wordt vervolgd)
Reacties (1)
Leuke stukjes dit!