COLUMN - Waarin gastschrijver Vrouwke van Stavast, woonachtig in lichtstad Parijs (ook wel het Eindhoven van Frankrijk) uitlegt hoe u zich om kunt vormen tot quasi Parisienne met vijf eenvoudig te leren Franse zinnetjes.
Vergeet grammaire en vocabulaire, passé composé, un en une. In Frankrijk heb je slechts vijf zinnen nodig om voor vol te worden aangezien.
Tijdens mijn eerste weken in Parijs was overleven noodzaak. Voor taalcursussen had ik geen tijd. Ik redde mijzelf met slechts vijf zinnen die deuren voor me openden, onverstaanbare conversaties tot een goed einde brachten en me tegelijkertijd het imago gaven van een buitenlandse die razendsnel op weg is naar het ultieme doel: être une quasi Parisienne (een echte is niet haalbaar).
1. Ça marche (pas)
In ons fijne authentieke appartementengebouw werkt de lift vaker niet dan wel. De buurvrouw en ik staan samen vergeefs op de lift te wachten. Ik:”Ça marche pas hein?” Schouders ophalend nemen we de trap. Hetzelfde doet een uurtje of wat later de monteur van Orange, die mijn internetverbinding komt maken. Wij kijken naar de router. Zijn blik is zorgelijk. Ik: “Ça marche pas?”. Hij: “Non….. bladiebladie et ohlalala”. Als die avond de boodschappen via de trap omhoog worden gebracht door de Carrefour bezorger wijs ik naar de lift en zeg: “Ça marche pas!” Ik neem de boodschappen van hem over, waarbij ik me zichtbaar vertil. Hij kijkt ietwat vragend, maar ik zeg snel: “Ça marche, ça marche”. ‘Ça marche’ werkt onder alle omstandigheden.