We waren altijd al nationalistisch

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-11-2022

Het lijkt de laatste jaren alsof Nederlanders steeds nationalistischer zijn geworden. Dit is echter een vergissing: de vroegere ontkenning van nationalisme is in zichzelf ook een vorm van nationalisme. Socioloog en filosoof Rogier van Reekum, bezig met een proefschrift aan het Amsterdam Institute for Social Science Research aan de UvA, betoogt dat het nationalisme in Nederland niet zozeer is toegenomen maar wel van logica veranderd.

Sinds de jaren ’80 is er in Nederland steeds meer publieke aandacht gekomen voor nationale identiteit. Aanvankelijk draait het daarbij vooral om de definitieve vestiging van Mediterrane gastarbeiders, maar na het Verdrag van Maastricht, in 1992, gaat het ook steeds vaker over soevereiniteit. Vanaf 2001 is het onderwerp vervolgens niet meer weg te denken van het publieke toneel. Er ontvouwt zich een ontelbare hoeveelheid grotere en kleinere controverses rond het thema: moet er nu wel of geen canon van onze geschiedenis komen, moeten nieuwkomers zich primair identificeren met Nederland, mag Maxima zeggen dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat, moet Nederland weer teruggegeven worden aan de Nederlanders? Wat is eigenlijk Nederlands en hoe kan dat vastgesteld worden?

Opvallend: de prominente rol van identiteit

Het opvallende aan het nieuwe nationalisme is de prominente rol van ’identiteit’ en vooral van ‘identiteitscrisis’. In de periode vóór 1980 werd het begrip ‘identiteit’ namelijk minder gebruikt – men had het toen nog over nationale karakters – en werd de vaagheid van de nationale beeltenis niet zozeer als een crisis, maar eerder als een verworvenheid ervaren. Bij het aanroepen van nationale identificatie dacht men toen vooral aan een als verouderd ervaren vaderlandsliefde en pseudo-wetenschappelijke karakterverschillen. Dat er zoiets zou bestaan als een Nederlands volkskarakter – godvruchtig, burgerlijk en proper – verloor langzaam haar evidentie. Een dergelijke spreekwijze riep herinneringen op aan een typisch Duits geachte agressiviteit. Naarmate het paternalisme van nationale elites – kerk en zuil – steeds nadrukkelijker werd aangevallen, werd ook het burgerlijke, volgzame en, niet te vergeten, godsdienstige karakter van de Nederlander in twijfel getrokken.

De als typisch Nederlandse geponeerde afkeer van romantisch nationalisme werd hoe langer hoe meer gezien als een vorm van morele vooruitstrevendheid. In het licht van deze historische achtergrond kunnen we de recente aandacht voor nationale identiteit op een betere manier beoordelen. Dan wordt duidelijk dat de ontkenning van de nationale eigenliefde, zoals die tot uitdrukking kwam in de afkeur voor het romantisch nationalisme van anderen, altijd al een belangrijk motief is geweest in de manier waarop Nederlanders van anderen werden onderscheidden.

Mild patriottisme is cruciaal in Nederland

Tot de dag van vandaag speelt dit verschil tussen mild patriottisme en overdreven nationalisme een cruciale rol in de symbolische plaatsbepaling van Nederland en haar Nederlanders in de Europese volksomgeving: Fransen zijn overdreven nationalistisch, Duitsers zijn nog veel erger, Nederlanders daarentegen… Zoals de literair historicus Joep Leerssen heeft laten zien, sluit een dergelijke distinctie tussen noord-koud en zuid-warm aan bij een herkenbare en vanzelfsprekende topologie die Nederland en haar karakteristieke gevoelshuishouding aanwijsbaar maken: dáár in dat koude, burgerlijke, pragmatische noorden ligt Nederland met haar eigenzinnige Nederlanders. Deze topologie wordt ook binnen het Nederlandse grondgebied zelf zichtbaar gemaakt. De kern van de natie is – ook al weet iedereen dat dit maar suggestie is – Holland. De zuidelijke Brabanders en Limburgers zijn misschien wel Nederlands, maar toch ook niet helemaal. Het onderscheid tussen allochtonen en autochtonen vertoont een opvallende gelijkenis met deze configuratie: allochtonen zijn wel degelijk Nederlanders – waarom ze anders zo noemen? – maar toch ook niet helemaal – waarom ze anders niet autochtonen noemen? De autochtoon is de echte Nederlander die, ondanks alle verscheidenheid, een kern van de natie in zich verbergt.

Vroeger was er niet minder nationalisme

Het is daarom een vergissing om te denken dat er vroeger, voordat de discussies over migranten, Europa, sociale cohesie en maatschappelijk onbehagen losbarstten, minder nationalisme was. De niet-nationalistische Nederlander is immers zelf een vorm van beeldbepalend nationalisme. Het herkenbare beeld van de niet-nationalistische Nederlander is bovendien verre van verdwenen: die is nog steeds tolerant, open, individualistisch, vooruitstrevend, modern en vrijheidslievend. Deze noties contrasteren niet toevallig met het traditionele keurslijf waar culturele anderen in zouden zitten. Eén van de redenen dat de recente discussies over nationale identiteit zo controversieel waren, is juist het feit dat hierin de gevestigde notie van Nederlanderschap ondermijnd lijkt te worden. De publieke discussies stellen het niet-nationalistische karakter van de Nederlander ter discussie, maar vormen ook een herbevestiging van het idee dat een nationalistische Nederlander niet direct herkenbaar is. Is dat wel Nederlands?

Hier biedt het idee van identiteit een uitkomst. Een identiteit denkt men namelijk niet te hoeven zoeken in de biologische of karakterologische eigenschappen van een exemplarische Nederlander, maar wordt veeleer gevonden in wat Nederlanders beleven en benoemen als Nederlands. Het gaat er niet om wat de Nederlander is, maar hoe zij zich Nederlander voelt en naar zichzelf kijkt. Het ligt dus niet eenduidig vast in een specifieke natuur of traditie, maar wordt door Nederlanders zelf uit- en ingebeeld.

Identiteit wordt iets van alle Nederlanders en niet van experts

Het lastige aan deze wending naar identiteit is natuurlijk wel dat onherroepelijk de neiging om Nederlanderschap te beleven en te benoemen ook weer tot een karakterologisch kenmerk van de Nederlander gemaakt wordt. Toch maakt de verschuiving naar het identiteitsbegrip verschil. Het idee dat de nationale eigenheid bepaald wordt door een nationale identiteit – en niet door een karakter – biedt aan die eigenheid net genoeg vluchtigheid om nog wel te passen in het nog steeds gekoesterde beeld van de pragmatische, rationele noorderling. Allochtonen worden daarentegen, zo luidt het idee, beheerst door een zuidelijke traditie die ze aanzet tot romantische en gepassioneerde onverantwoordelijkheid: jihad, eerzucht, collectivisme. De Nederlandse cultuur is er boven alles één van Verlichting – minder zwaar en minder statisch dan die van de anderen.

Debatten voeren over nationale identiteit is er met de opkomst van deze nieuwe logica niet makkelijker op geworden. De historici, etnologen, sociologen, publieke intellectuelen en volksvertegenwoordigers zijn hun vanzelfsprekende positie als gidsen der natie kwijtgeraakt. Wanneer de nationale eigenheid een identiteit wordt – dat wil zeggen, iets dat Nederlanders zelf in- en uitbeelden – kunnen vooraanstaanden zich niet meer beroepen op de status van hooggeleerd expert. Sterker nog, hun afstandelijkheid wordt eerder gezien als een tekortkoming. Ze zouden niet op de hoogte zijn van hoe Nederlanders hun identiteit beleven en zich maar moeilijk kunnen
verplaatsen in hun belevingswereld. Toen Máxima zei dat de Nederlandse identiteit niet bestaat – waar men de klemtoon ook denkt te moeten leggen – werd vooral haar poging tot bevoogding geproblematiseerd: dat maken we zelf wel uit!

Nederlandse nationalisme is slechts van logica veranderd

Het Nederlandse nationalisme is toe- noch afgenomen. Ze is wel van logica veranderd. De nationale identiteit is gedemocratiseerd,  iedereen gaat erover. Op zijn kortst gezegd: in het verleden vroegen we een historicus wie we zijn, vandaag vragen we het Maurice de Hond. Verrassend en teleurstellend genoeg is deze democratische identiteitsvorming nauwelijks minder vatbaar voor uitsluitende tendensen dan haar karakterologische en biologische voorgangers.

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine nummer 3, zie www.sociologiemagazine.nl.

(Features foto door Japiooo)

Reacties (8)

#1 Reinaert

Het herkenbare beeld van de niet nationalistische nederlander, wat door de schrijver als een vorm van nationalisme wordt geduid (terecht denk ik) heeft in ieder geval wel mijn voorkeur. Hij concludeert dat uitsluitende tendensen daarmee niet zijn uitgesloten, wat aanwijsbaar waar is, maar dan nog zijn de eigenschappen van de niet nationalistist te prefereren boven het principe van “eigen volk eerst”.

  • Volgende discussie
#1.1 Tipo - Reactie op #1

Schaf dan wel eerst de verzorgingsstaat en de Europese transferunie af.

De niet-nationalistische Nederlander mag voor sommigen zeer verheven lijken, maar zolang er een nationale verzorgingsstaat en Europese Transferunie is, kan die houding enkel betaald worden met de creditcard van volgende generaties Nederlanders.

Nationalisme gaat niet enkel om identiteit, maar ook om geld, democratische zeggenschap en het veiligstellen van de welvaart van onze kinderen.

Zo is de natie-staat de meest democratische unit gebleken. Zo is de natie-staat de grootst mogelijke transferunie gebleken waarbinnen nog enige solidariteit heerst. En die solidariteit met andere Nederlanders, meer dan met andere nationaliteiten, daar is wat voor te zeggen als we Nederland voor onze kinderen ook democratisch, welvarend en zonder onbetaalbare schulden willen behouden.

#2 Cracken

Hoezee!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Harm

“We”? “De Nederlander?” Wat mij betreft bestaat die niet. We zijn een groepje mensen dat dezelfde taal spreekt.

Ik ben Nederlander zolang ik mij met een woord identificeer. En daarom is dat woord altijd positief: ik ben tolerant en vooruitstrevend.

Nee, ik ben geen lafaard die klikt en bij het minste geringste een uniform te hulp roept. Nee, ik ik wil geen bevoogding. Maar ik wil wel regels, duidelijkheid, voorspelbaarheid, iets waarop ik mij kan beroepen, als er iets gebeurd wat mij niet zint.

Ik ben de idioot die elke keer als ze mij een horoscoop voorhouden zegt: zie je wel, ik ben een waterman.

Zo’n Nederlander ben ik.

Dat wil zeggen: ik probeer daar niet aan mee te doen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 Harm - Reactie op #3

Dat wil zeggen: ik probeer niet mee te doen aan die vorm van bijgeloof.

#4 L.Brusselman

Nationalisme is de opmaat voor fascisme.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 HPax

1 Nationalisme = de betrekking tussen land en mensen (een volk) = internationalisme. Zoals Gandhi het uitdrukte: To be an internationalist, one has first to be a nationalist’. Wat ik ermee bedoel, legt het volgende abstract uit.

2 Is Is een Islamstaat en B een staat van Buddhisten, met beide landen aan elkaar grenzend, wat best zou kunnen, heerst er tussen deze Staten hoofdzakelijk geen andere overeenkomst dan hun commune Janusgrens. Als voorts de staatsideologie van Is 1) niet voorschrijft de mensen en het land van B als object van verovering te beschouwen, omdat zij ongelovigen zouden zijn of barbaren of omdat zij er de verkeerde sociale structuur op na houden, doch 2) in tegendeel positief de leer uitdraagt dat de mensen aan de overzijde van de grens andere mensen zijn omdat zij van een ander land zijn en met recht op dat land en (3) de staatsideologie van B wat betreft de verhouding tot Staat Is dezelfde is, herkennen wij onder genoemde voorwaarden nationalisme als gewaardeerd internationaal systeem. Honderden naties leven nu vreedzaam naast elkaar. Nationalisme is een succesformule.

Intern zal zowat iedere staat heterogeen zijn. Nederlanders verdelen zich in Friezen, Brabanders enz, Fransen in Normandiërs, Auvergnats enz., maar vanuit (internationaal) Nederlands gezichtspunt zijn al die verschillende Franse groepen ongedifferentieerd Fransen, en vanuit idem Frans gezichtspunt al die verschillende groepen in NL Nederlanders. Wij zien dus dat nationalisme (een ‘plurale tantum’) een egaliserende kracht is, van naar aanleg vreedzame aard, dat je niet zomaar door het met nazisme o.i.d af te geven, kunt onteren

3 Nederland is door Frankrijk ingelijfd in het stelsel van naties, maar nationalisme was en is geen NL waarde. We doen maar wat mee, ‘nolens volens’, onbeholpen. In de formatieve waarden van NL speelde Land geen eerzame rol, zee wel, en zo is het gebleven. We zijn eerloze kooplui

In het hedendaags Nederlands heeft het woord natie nauwelijks een zelfstandige inhoud (betekenis); scherper geformuleerd, is zijn eigenwaarde gering. Zo discrimineert het (zich) onvoldoende van racisme. En als in een gegeven context racisme de zaak is en er ad tempus nu eens met racisme en dan weer met nationalisme naar wordt verwezen, mag je geloven dat de Nederlandse cultuur geen wezenlijke notie van de natie heeft; of anders uitgedrukt: daarover in een permanente staat van consternatie verkeert.

En wanneer racisme voorbij is, komt het woord (klank) natie en zijn afleidingen voor nieuwe toepassingen vrij, met nieuwe verwarring. Zie e.g. de contaminatie van nationalisme met fascisme in c. 006

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5.1 Olav - Reactie op #5

Zijn HPax en Salvatore soms van dezelfde schrijfschool?