Wat bezielt Mark Rutte?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Foto: Brady-Handy Photograph Collection/Library of Congress, portret Mark Rutte: Wouter Vandenbrink, beeldbewerking Vrij Nederland

Premier Rutte betoont zich tot nu toe vooral een soepele pragmaticus. Door welke overtuigingen wordt hij écht gedreven?

Op 9 maart 2006 stelt Mark Rutte zich kandidaat als politiek leider van de VVD. In een zaaltje in het Haagse perscentrum Nieuwspoort legt hij de aanwezigen op gedreven wijze uit waarom hij het liberale leiderschap ambieert. De VVD, zo zegt hij, moet af van haar imago van parelkettingen en driedelig grijs. Rutte wil dat zijn partij er voortaan is voor iedereen: óók de bijstandsmoeder én de Marokkaanse buurtvader moeten VVD gaan stemmen. En op de kandidatenlijst mag best eens iemand staan ‘met een oorringetje of een gek kapsel’.

Hij zegt het wat onbeholpen, en de flauwe grapjes zijn niet van de lucht. Ook niet wanneer Rutte kort na de presentatie zijn imago van politiek wonderkind dreigt kwijt te raken door een bittere machtsstrijd met Rita Verdonk, verloren verkiezingen en een onduidelijke, ADHD-achtige oppositiestrategie. Is Rutte de zoveelste aflevering in de strijd tussen de linker- en rechtervleugel van de VVD?

Nu, vijf jaar later presenteert Mark Rutte zijn eerste Miljoenennota als premier van Nederland. In het eerste jaar van zijn kabinet hebben we Rutte vooral leren kennen als een soepele pragmaticus. Hij smeedde het meest rechtse kabinet ooit: met ongekende bezuinigingen op de sociale zekerheid, een restrictief immigratiebeleid en ruim baan voor de automobilist. Opgewekt doet hij de ene concessie na de andere aan de PVV, het CDA en de SGP. Net zo makkelijk doet hij zaken met linkse partijen als de PvdA, GroenLinks of D66. Politiek, zo heeft hij geleerd uit een biografie van Lyndon B. Johnson, komt uiteindelijk neer op het tellen van de stemmen. Daarom neemt het kabinet deze Prinsjesdag maatregelen die nauwelijks het VVD-stempel dragen, tot en met een belastingverhoging aan toe – voor de gemiddelde liberaal een gruwel. Voorlopig komt hij ermee weg: hij is een populaire premier.

Maar wat gelooft hij écht? Rutte schreef nooit een boek, laat zich in interviews doorgaans niet uit over abstracte zaken en is op weinig ideologische uitspraken te betrappen. Als premier valt hij op door een zakelijke, no-nonsense stijl van leidinggeven. Toch schetsen nieuwe en oude collega’s het beeld van een man die zich terdege in de liberale theorie heeft verdiept. In de week van Prinsjesdag proberen we de politieke overtuigingen bloot te leggen van Nederlands eerste liberale premier in bijna honderd jaar. Wat zijn ’s mans intellectuele drijfveren? Welke denkers en ideeën zijn op hem van beslissende invloed geweest?

Wendbare bestuurders

Intellectuelen schoppen het doorgaans niet ver in de Nederlandse politiek. Jan Peter Balkenende, Ruttes voorganger in het Torentje, had weliswaar een professors- en doctorstitel voor zijn naam staan, maar een groot theoreticus was hij niet. Ook eerdere premiers als Kok en Lubbers waren in de eerste plaats wendbare bestuurders. De Nederlandse politicus die de kwalificatie intellectueel wellicht nog het dichtst benadert, is Frits Bolkestein. Maar uitgerekend hij publiceerde onlangs een boek waarin hij zich op krachtige wijze distantieert van intellectuelen in de politiek.

Mark Rutte is geen intellectueel, hij is in de eerste plaats een man van de praktijk. Met denken heeft hij nooit zijn brood verdiend: hij werkte tien jaar voor Unilever alvorens de stap te maken naar de politiek. Maar de premier heeft wel een grote honger naar ideeën en kennis. Hij leest veel – met name boeken over de Britse en Amerikaanse politiek. ‘We reiken elkaar over en weer boeken aan,’ vertelt Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken en jarenlang de intellectuele sparringpartner van Rutte. Als voorbeeld noemt hij een tweetal boeken over het huidige China. En hij verwijst naar de drie dikke pillen van historicus Robert A. Caro over de Amerikaanse president Lyndon Johnson (zie kader). ‘Mark en ik wachten met smart op het vierde boek in de reeks, over Johnsons jaren als president.’

 Rutte in het JOVD-blad Driemaster, mei 1988

Ook wisselt de premier graag en vaak van gedachten over politieke theorie en praktijk. ‘Hij is nieuwsgierig,’ zegt Ben Verwaayen, topman van het telecombedrijf Alcatel-Lucent en adviseur van Rutte. ‘Hij praat met heel veel mensen. Hij leert bij het observeren – dat is een heel bijzondere gave, want de meeste mensen doceren bij het observeren.’ Iedere zomer nodigt Verwaayen de premier samen met de rest van de VVD-top – fractievoorzitter Stef Blok, senaatsfractievoorzitter Loek Hermans, partijvoorzitter Benk Korthals – uit in zijn huis aan de Franse Middellandse Zeekust, om te spreken over de koers van de partij. ‘Dan bespiegelen we wat ieders rol is in de politiek. Wat hebben we goed gedaan, en wat niet zo goed. Bij zo’n gelegenheid heb je meer tijd dan de gebruikelijke vijf minuten tussendoor in Den Haag.’

Geen ideoloog

De politieke vorming van Mark Rutte begint eind jaren tachtig bij de JOVD. Van 1988 tot 1991 – hij studeert geschiedenis in Leiden – is hij voorzitter van de liberale jongerenorganisatie. Zijn eerste politieke uitingen zijn de maandelijkse columns die hij schrijft in het JOVD-periodiek Driemaster. De stukjes gaan over uiteenlopende onderwerpen: zo schrijft hij over stedenbouw, bezingt hij de deugden van een meerpartijenstelsel, breekt een lans voor het gymnasium, verzet zich tegen persoonsregistratie, houdt een pleidooi voor een rechtstreeks gekozen Eerste Kamer en bekent aan de lezer dat hij het ‘altijd buitengewoon moeilijk [heeft] gehad met het fenomeen militaire dienstplicht’. Opmerkelijk is de harde toon die hij aanslaat jegens het CDA. Die partij heeft volgens Rutte ‘verachtelijke concepten […] voor de toekomst’ en bezondigt zich zelfs aan ‘machtsmisbruik’. De afkeer van het CDA komt voort uit wat Rutte ‘corporatisme’ noemt: de christendemocratische neiging om veel macht te willen geven aan niet-democratisch gekozen overlegorganen uit het maatschappelijk middenveld. Liever ziet hij de VVD samenwerken met de PvdA – zoals enkele jaren later inderdaad zal gebeuren in de paarse kabinetten.

In 1989 publiceert Rutte in Liberaal Reveil, het wetenschappelijk tijdschrift van de VVD, een ‘analyse van het VVD concept-verkiezingsprogramma’. Mede-auteur is Bas Bakker, student econometrie en economie in Groningen en ‘vice-voorzitter politiek’ van de JOVD. Opnieuw krijgt het CDA onder uit de zak. Het CDA afstoppen, dat is het belangrijkste doel dat de VVD zich volgens de twee studenten zou moeten stellen. Daarna volgt een lange reeks beleidsvoorstellen die vandaag de dag zonder meer als ‘links’ gekwalificeerd zouden worden: werkverschaffingsprojecten, forse uitbreiding van het openbaar vervoer, géén identificatieplicht (want die herbergt ‘het gevaar van discriminatie in zich’), een volledige minimumuitkering voor iedereen boven de achttien jaar, uitbreiding van het aantal Kamerzetels. Klap op de vuurpijl is een gepassioneerd betoog voor milieuheffingen. Want: ‘De bestrijding van de milieuvervuiling moet hogere prioriteit krijgen dan lastenverlichting of het financieringstekort.’

Goed, het was 1989 en niet 2011. De JOVD is traditioneel een stuk linkser dan de liberale moederpartij – zeker twintig jaar geleden. En niemand zal Rutte vandaag de dag nadragen wat hij als adolescent aan het eind van de Koude Oorlog allemaal dacht en vond. Maar volgens co-auteur Bas Bakker, inmiddels al zeventien jaar werkzaam bij het Internationaal Monetair Fonds in Washington, valt uit het opmerkelijke verschil in opvattingen wel iets te leren over het karakter van Rutte: ‘In dat document is Mark meer de voorzitter die standpunten van de JOVD verwoordt, dan Mark Rutte die zelf zegt wat hij vindt.’ Volgens Bakker is Rutte altijd meer een vertegenwoordiger van standpunten geweest dan een ideoloog die voortdurend zelf met nieuwe ideeën komt. ‘Mark is iemand die ideeën adopteert van mensen om hem heen. Hij is goed in leidinggeven als hij weet waar het schip heen gaat. Hij is geen Thatcher, die in haar eentje de richting van een heel land kon veranderen.’

In 1991 treedt Rutte af als voorzitter van de JOVD. Hij pakt zijn studie geschiedenis weer op en schrijft een doctoraalscriptie over de Patriotten in Haarlem aan het eind van de achttiende eeuw. In zijn afscheidswoord in Driemaster schrijft hij: ‘Het ga u allen goed, zowel privé als zakelijk.’

Sleets en oubollig

In 2002 keert Rutte na tien jaar bedrijfsleven terug in de politiek. Hij wordt staatssecretaris van Sociale Zaken in het eerste kabinet-Balkenende. In veel opzichten is hij nog steeds dezelfde Rutte die tien jaar eerder afzwaaide als JOVD-voorzitter: joviaal, goedgebekt, een handige bestuurder. Als staatssecretaris loodst hij op soepele wijze de Wet werk en bijstand door de Kamer, die de verantwoordelijkheid voor uitkeringen overhevelt van het rijk naar de gemeenten. Al snel wordt hij gezien als het aanstormende talent van de VVD.

Maar hoe zit het met zijn ideeën? In januari 2004 krijgt Rutte de kans om zijn visie op het liberalisme uiteen te zetten. Hij houdt een toespraak bij de Amsterdamse afdeling van de VVD die er niet om liegt: zijn partij komt te ‘oubollig’ over, en dreigt ‘een sleets merk’ te worden. Het is tijd voor vernieuwing, vindt de staatssecretaris. ‘We zijn nog te veel de partij van Wassenaar, rijke mensen, asociaal beleid. Dat beeld is achterhaald. We zijn socialer dan de PvdA.’ Het is in essentie hetzelfde verhaal dat hij twee jaar later zal houden bij zijn kandidaatstelling als VVD-leider.

Ten tijde van de persconferentie in 2006 is het beeld dus al gevestigd: Rutte is een linkse VVD’er. Een sociaal-liberaal. Of zelfs een D66’er in vermomming. Wat ook niet helpt, is dat hij jong is en vlot en geen das draagt – net als PvdA-leider Wouter Bos. Geen handig imago in een tijd dat Geert Wilders ter rechterzijde van de VVD begint aan zijn electorale opmars. Tot overmaat van ramp moet Rutte het in de leiderschapsstrijd opnemen tegen Rita Verdonk, een politicus met een uitgesproken rechtse signatuur. Sommige VVD’ers noemen hem laatdunkend ‘het broertje van Wouter Bos’. In dit frame is Ruttes ‘bekering tot rechts’ van vorig jaar een schokkende gebeurtenis: fatsoenlijk sociaal-liberaal gaat ineens de verkiezingen in met een ouderwets rechts verkiezingsprogramma (bezuinigen, law and order, meer asfalt) en sluit vervolgens een pact met socialistenvreter Geert Wilders ‘waar rechts zijn vingers bij af kan likken’.

Frisse blik

Maar wie goed heeft opgelet, kan zien dat Rutte niet de sociaal-liberaal is waar velen hem voor houden. In het voorjaar van 2008 besluit de VVD-leider dat het tijd is om de beginselverklaring van zijn partij te herschrijven. Het bestaande programma van uitgangspunten stamt uit 1980, en Nederland is sindsdien ingrijpend veranderd: de Koude Oorlog is ten einde, de globalisering heeft de economie op zijn kop gezet, immigratie en integratie staan in het centrum van het politieke debat. Tijd dus voor een frisse blik op de liberale beginselen. Samen met Uri Rosenthal, politicoloog en VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer, besteedt Rutte een groot deel van de zomer aan het herijken van de liberale basiswaarden.

Aan het begin van het nieuwe politieke seizoen maakt Rutte zijn nieuwe beginselverklaring openbaar. In de media gaat de aandacht vooral uit naar een passage waarin Rutte zegt te willen strijden ‘voor verheffing van de onderklasse.’ Deze doelstelling gaat zijn achterban te ver: tijdens het najaarscongres dwingen de VVD-leden hun leider de betreffende passage te schrappen – waar hij zich mokkend bij neerlegt. Maar de goede lezer ziet een aantal opvallende verschillen tussen de nieuwe beginselverklaring en die uit 1980. Het begrip ‘sociale rechtvaardigheid’ komt niet drie, maar nog slechts één keer voor. Het artikel getiteld ‘De plaats van de arbeid’ is gesneuveld, net als de verwijzing naar de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. ‘Sociale markteconomie’ is vervangen door ‘vrijemarkteconomie’. Er lijkt maar één conclusie mogelijk: de VVD is een stuk minder progressief dan dertig jaar eerder.

Het meest opmerkelijke verschil zit hem in het eerste artikel. Waar het oude programma opent met verheven noties als ‘vrijheid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid, sociale rechtvaardigheid en de gelijkwaardigheid van alle mensen’, luidt de eerste zin van de nieuwe verklaring simpelweg: ‘De VVD wil een Nederland waar mensen de ruimte krijgen. De ruimte om iets buitengewoons te maken van hun leven. Om het leven niet zomaar voorbij te laten gaan, maar juist met verve te leven.’

Dit is de hand van Rutte. Het begin- en eindpunt van zijn denken, zeggen bekenden en intimi, is altijd de persoonlijke vrijheid. ‘Hij is pragmatisch over de meeste dingen, behalve over persoonlijke vrijheid,’ zegt zijn intimus Ben Verwaayen. ‘Alles wat daarmee te maken heeft, komt héél dicht bij hem. Het is zíjn bank, zíjn huis, zíjn keus. Dat zit bij hem heel diep.’ Die drang naar vrijheid vertaalt zich bovenal in verzet tegen afhankelijkheid van de verzorgingsstaat. Rutte wil mensen weer zelfstandig en mondig maken, zonder hulp van de overheid: ‘De staat is geen geluksmachine.’ Hij verzet zich tegen betutteling, bevoogding en – zoals het verderop in de beginselverklaring heet – ‘de terreur van de middelmaat.’

In 2009 zet Rutte – dan nog oppositieleider – deze gedachte nog eens uiteen in een opiniestuk in NRC Handelsblad. ‘Een weinig stimulerend vangnet van sociale regelingen houdt mensen vaak definitief aan de kant,’ schrijft hij. ‘Hulpverslaving is een serieus probleem in dit land. De uitzichtloosheid van mensen aan de zijlijn wordt bovendien van generatie op generatie overgedragen.’ Door goedbedoeld ‘sociaal beleid’ worden mensen niet geprikkeld om iets van hun leven te maken. ‘Mensen krijgen kans op kans. Helaas zien ze geen noodzaak die te grijpen en de regie over hun leven terug te nemen.’ En dan volgt de crux: ‘Veel “sociaal” beleid is in feite dus asociaal.’

Hier raken we de kern van Ruttes wereldbeeld: het liberalisme is per definitie een sociale stroming, omdat het mensen in staat stelt om op eigen benen te staan. ‘Hij heeft mij wel eens verteld,’ zegt Ben Verwaayen, ‘als iemand de hele dag op zijn bed wil blijven liggen, dan vind ik dat zonde van zijn leven, maar ik zal niet ingrijpen. Zolang hij maar geen beroep doet op een uitkering – want dan vindt hij mij op zijn pad.’ Uri Rosenthal vat het als volgt samen: ‘Wie echt niet kan werken, moet natuurlijk geholpen worden. Maar voor alle anderen geldt: kom op, ga aan de slag! Dat is goed voor jezelf, voor de mensen om je heen en voor de samenleving als geheel.’

De donkere kant

De Leidse politicoloog Herman van Gunsteren vindt dat Rutte een goed punt heeft wanneer hij burgers wil bevrijden van uitkeringsafhankelijkheid. Maar: ‘Hij heeft weinig mededogen met de verliezers. Stel, je krijgt voor elkaar dat drievijfde van de mensen weer op eigen benen komt te staan. Dat is mooi. Maar hoe moet het met die tweevijfde die down the drain gaat? Die donkere kant ziet Rutte niet. Hij is sociaal voor de mensen die het halen.’

Ook historicus Piet de Rooy is kritisch over Ruttes verhaal over individuele ontplooiing. Volgens de kenner van de Nederlandse politieke geschiedenis hoor je Rutte nooit over de consequenties van zijn verhaal. ‘Zijn er ook mensen niet in staat voor zichzelf te zorgen? Liever dan systematisch na te denken over de grenzen van individuele ontplooiing en vanuit een politieke theorie te handelen, sleutelt Rutte fundamentele keuzes technocratisch weg. Hij depolitiseert de zaak. Dat gaat tegen de democratie en het liberalisme in.’ Hetzelfde verwijt heeft De Rooy als het gaat om de bezuinigingen: ‘Rutte presenteert die achttien miljard als een gevolg van omstandigheden en niet van ideologie. Hij heeft het speelveld weten te verkleinen tot een debat over de invulling van die bezuinigingen. Toch is het geen vaststaand feit, reageren op de economische crisis met bezuinigen is een politieke keuze.’

Ruttes adviseur Verwaayen is het daar volstrekt mee oneens. ‘Ik vind dat een misleidende opmerking. De Rooy suggereert dat je ook kunt besluiten om niet te bezuinigen en onze schulden niet af te lossen. De wereld om ons heen stort in! We leven in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog! Bezuinigen is geen politieke, maar een rationele keuze. Of we betalen terug, of we zien wel wat er gebeurt – en dan kunnen onze kleinkinderen de rekening betalen.’

Liefde voor New York

Waar komen Ruttes kernwaarden vandaan? In interviews heeft Rutte vaak verteld hoe hij thuis een mentaliteit van aanpakken heeft meegekregen. Zijn vader – die overleed toen Rutte studeerde – keerde eind jaren vijftig gedwongen terug uit Indonesië toen het handelshuis waarvan hij directeur was door Soekarno werd genationaliseerd. In Den Haag moest Rutte senior op eigen kracht opnieuw beginnen. Dat deed hij met onverwoestbaar optimisme – juist in een tijd dat het steeds vanzelfsprekender werd dat de overheid een duwtje in de rug gaf. Een andere, meer recente bron van Ruttes geloof in eigen verantwoordelijkheid is de Britse psychiater en schrijver Anthony Daniels, beter bekend als Theodore Dalrymple. In zijn boeken beschrijft Dalrymple uit eigen ervaring het lot van de onderklasse, die gevangenzit in een web van verslaving, geweld en uitkeringsafhankelijkheid. De oorzaak van deze beroerde toestand ligt volgens Dalrymple in de goede bedoelingen van de progressieve elite, die denkt dat armoede en achterstand te bestrijden zijn met uitkeringen en subsidies.

Ook het calvinisme heeft een rol gespeeld bij Ruttes politieke vorming, zij het niet uitsluitend op positieve wijze. Rutte is een gelovig mens: hij is Nederlands-hervormd, gaat zo nu en dan naar de kerk en legde bij zijn beëdiging in de Tweede Kamer de eed af. Over het algemeen loopt hij niet te koop met zijn geloof: als liberaal vindt hij dat politiek en religie gescheiden moeten blijven. Maar als Maxime Verhagen hem tijdens de presentatie van het regeerakkoord bij de mouw grijpt en half schertsend vraagt bij welke groep hij eigenlijk hoort, antwoordt Rutte zonder aarzeling: ‘Bij de christenen, bij de hervormden.’ Ook heeft Rutte ervoor gezorgd dat er in de nieuwe VVD-beginselverklaring een verwijzing staat naar de ‘joods-christelijke traditie’ als ‘oorsprong’ van onze beschaving.

Toch heeft de protestantse oorsprong van ons land voor Rutte ook een schaduwkant. Het calvinisme heeft ons veel gebracht, schrijft hij in 2007 in het weekblad Opinio. Hij haalt de socioloog Max Weber en diens theorie over het protestantse arbeidsethos aan. Maar: ‘De gepredikte soberheid kan nog beschouwd worden als een deugd, maar ze kan ook omslaan in benepenheid en middelmatigheid. Juist die kant van het calvinisme lijkt de geschiedenis meer te hebben overleefd dan het protestantse arbeidsethos.’

Een laatste invloed is Ruttes liefde voor de Verenigde Staten, met name voor New York. Sinds zijn studietijd bezoekt Rutte de stad ten minste één keer per jaar. ‘Die bezoeken hebben impact op hem gehad,’ zegt europarlementarïer Derk Jan Eppink, die Rutte eind jaren tachtig leerde kennen als politiek redacteur bij NRC Handelsblad. ‘Onder burgemeester Giuliani beleefde New York in de jaren negentig een wederopstanding. Hij pakte de criminaliteit aan en haalde rijke investeerders binnen. Daar heeft Rutte een aantal politieke lessen uit getrokken: law and order, het belang van een gezond investeringsklimaat, het mondiger maken van burgers. Als er rijke investeerders komen, heeft dat een trickle-down effect op de rest van de stad. Vandaar dat Rutte ook zo gelooft in een Randstadprovincie.’

Homo-emancipatie

De kern van Ruttes denken is klein. Hij heeft zich in de liberale traditie ingelezen, zijn voorgangers bestudeerd, een portret van Thorbecke opgehangen boven zijn bureau in het Torentje, maar uiteindelijk is hij niet bij één denker in het bijzonder blijven steken. Rutte heeft niet voor een richting gekozen maar probeert – meer dan de VVD-leiders vóór hem – in twee liberale tradities tegelijk te staan.

Binnen het liberalisme bestaan grofweg twee stromingen: het nutsdenken en het ontplooiingsdenken. Aanhangers van de eerste stroming vinden vooral dat vrije individuen ongestoord moeten kunnen doen waar ze goed in zijn. Ze streven naar een ‘vrijheid van’. Politiek vertaald betekent dat: een zo klein mogelijke overheid, lage belastingen, geen uitgebreid sociaal vangnet. Dit vormt de kern van het klassieke negentiende-eeuwse liberalisme en ook de inspiratiebron van vrijemarktdenkers als Friedrich von Hayek en Milton Friedman.

Bij de tweede stroming draait het óók om de ontplooiing van het individu binnen een gemeenschap of cultuur: ‘vrijheid om te’. Hier speelt de overheid een grotere rol, bijvoorbeeld door het garanderen van goed onderwijs, gezondheidszorg en homo-emancipatie. Deze traditie acht gelijkheid, tolerantie en sociale gerechtigheid minstens zo belangrijk als de absolute vrijheid van het individu – overigens wel altijd binnen een vrijemarkteconomie. Het wordt helder verwoord door Karl Popper in zijn klassieke werk The Open Society And Its Enemies.

De VVD heeft sinds haar oprichting in 1948 altijd heen en weer bewogen tussen deze twee polen: mannen als Hans Wiegel, Frits Bolkestein en Henk Kamp worden gezien als vertolkers van het conservatief-liberale geluid, terwijl Henk Vonhoff, Pieter Winsemius en Joris Voorhoeve met hun verhalen over ontplooiing te boek staan als sociaal-liberalen. Tot ongenoegen van Rutte worden de polen nogal eens aangeduid als rechts-links.

Op sociaal-economisch gebied is Rutte een echte nutsliberaal: de markt moet ruim baan krijgen. In een essay in Elsevier uit 2007, waarin hij Friedrich von Hayek veelvuldig aanhaalt, verwoordt Rutte zijn geloof in de markt als volgt: ‘Een economie kan pas functioneren als er waarde wordt gehecht aan spontane – dus onvoorziene – processen tussen individuen […] op dezelfde manier waarop een taal ontstaat, zou een economie moeten ontstaan […] Als we het menselijk gedrag en de alledaagse behoeftes in acht nemen, dan heerst het welbegrepen eigenbelang als primaat voor alle vooruitgang.’

Op sociaal-cultureel gebied klinkt Rutte daarentegen als een onvervalste ontplooiingsliberaal. Hij heeft het graag over kansen voor iedereen en de mogelijkheid iets van je leven te maken. Het gaat hem niet om vrijheid an sich: hij verwacht er wat van. Dat het regeerakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’ heet, is niet alleen om het CDA een plezier te doen: het is tevens de titel van artikel 2 uit het nieuwe VVD-beginselprogramma. In hetzelfde programma staat een nieuw artikel genaamd ‘de hechte samenleving’. En in de toelichting spreekt Rutte over ‘het bezielend verband in de samenleving’.

Maar hoe krijg je zo’n bezielde samenleving? Het antwoord van Rutte hierop past weer precies in de traditie van het nutsdenken: door een overheid die haar burgers zoveel mogelijk met rust laat. ‘Zodra mensen het vertrouwen wordt gegeven dat ze hun eigen leven kunnen leiden, ‘schrijft hij in het Elsevier-essay, ‘zal de maatschappelijke samenhang toenemen.’

Vanzelf

En zo zijn we weer terug bij de persconferentie van 9 maart 2006. Die ochtend in Nieuwspoort raakt Rutte, ondanks het wat onbeholpen taalgebruik, wél de kern van zijn politieke filosofie: het individu verdient maximale persoonlijke vrijheid. En uit die maximale persoonlijke vrijheid volgt vanzelf sociale cohesie. Het beeld dat ontstond van Rutte als linkse VVD’er kwam voort uit verwarring over hoe die sociale cohesie bewerkstelligd moet worden. De ‘bezielende verbanden’ van bovenaf opleggen: dat is inderdaad links. Maar Rutte vindt dat er helemaal niets moet worden opgelegd: de verbanden ontstaan – onder de juiste voorwaarden – vanzelf. Wat hij in feite doet, is het klassieke liberalisme toepassen op sociaal-culturele onderwerpen. Hij spreekt als een ontplooiingsliberaal, maar handelt als een nutsdenker.

Rutte vindt dat elk individu zo vrij mogelijk moet zijn, maar vertelt er nauwelijks bij hóé. Dat maakt hem lastig te plaatsen en het verklaart de jarenlange verwarring over zijn werkelijke politieke overtuiging. Maar het verschaft hem ook de soepelheid en het pragmatisme om met iedereen, van links tot rechts, zaken te doen – niet onhandig in deze turbulente politieke tijden.

Door Thijs Niemantsverdriet / Sander Pleij

Reacties (15)

#1 larie

Te veel woorden..ik zie door het bos de bomen ;) niet meer.

  • Volgende discussie
#1.1 piet de nuttige idioot - Reactie op #1

vond ik wel meevallen, het is wel helder geschreven.
En het is een stuk uit VN, met de samenwerking VN-Sargasso/GeenCommentaar kan je waarschijnlijk wel meer van zulks verwachten.

Aan de andere kant: toen ik zag staan:
Laatste Reacties -Wat bezielt Mark Rutte – larie
Toen vond ik dat ook wel toepasselijk.
Of deftiger gezegd: Rutte is een klankbord van z’n omgeving, wat je ook uit het verhaal kan opmaken, is min of meer de essentie van het verhaal. De onderbouwing daarvan de rest.

#2 Rob

Mooi artikel en dat volledig gratis.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 tigger

Een pragmatische houding kan ik waarderen. Echter, als dat inhoud dat je zelf geen ideologie meer uitdraagt, blijft slechts een machtsgedreven politicus over.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Eric

Hij draagt nu een conservatieve agenda uit, geen liberale. De vrijheid van het individu om zijn eigen ontplooing te kiezen is verworden tot minder vrije vormen van vrijheid: financieel de vrijheid om je handen van een ander af te trekken en blind voor je eigen toko te gaan (sociale zekerheid, ontwikkelingssamenwerking, hypotheekrenteaftrek) en qua rechtsstaat de vrijheid om alle middelen in te zetten (cameragebruik, fouilleren, boerkaverbod). Het is volledige vrijheid tenzij *mijn* rechten door rechten van anderen ingeperkt worden, de vrijheid van de getalsmatige meerderheid om op geen enkele manier rekening te houden met de minderheid, de vrijheid je vrolijk te verbinden aan iemand die structureel de grenzen overschrijdt en daar geen mening over te uiten. Het ergste is nog dat Rutte c.s. probleemloos compleet conflicterende opvattingen uitdragen door bij de ene maatregel standpunt A (verpakt in een quasi-liberale slogan) te huldigen en bij een andere maatregel standpunt B (in een andere slogan) te huldigen.

Rutte is ideologisch een hol vat geworden, als ware hij de voorzitter van een studentenvereniging. Veel gebral over bier en gleuven, maar ondertussen het echte leven negerend en alleen geinteresseerd in zijn eigen clubje.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Jack Random

Is dat een serieuze vraag, wat Rutte bezielt? Hij is het opperhoofd van de VVD, en zit er derhalve enkel om de belangen van zijn achterban te dienen, zo’n beetje meer dan 2x modaal en het wat grotere bedrijfsleven. Meer visie heeft een VVD’er niet nodig. Een veel belangrijkere vraag vind ik wat mensen die niet tot de natuurlijke achterban van de VVD behoren bezielt om toch op die club te stemmen, gezien het zetelaantal van de VVD in de TK en de peilingen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5.1 JSK - Reactie op #5

Ik zou zelf de grens bij anderhalf keer modaal leggen – ongeveer 45000 euro per jaar – de grens waarop toeslagen en heffingskortingen ophouden. Volgens het CBS heeft 25% van de huishoudens, minstens dus ongeveer 37 a 38 TK-zetels, een bruto-inkomen boven 45k.

  • Volgende reactie op #5
#5.2 vandyke - Reactie op #5

Ik leg de grens op 54.400. Daarboven profiteer je maximaal van de aftrekposten omdat het meerdere belast wordt met 52%. De schijf daaronder is 42%.

  • Vorige reactie op #5
#5.3 JSK - Reactie op #5.2

Het is natuurlijk een empirische vraag bij welk inkomen je meer geeft aan de overheid dan je ontvangt. Maar ik heb het idee dat dat punt onder 54,4 k zit.

#6 Crimson

Over het algemeen een goed artikel, maar: op het puntje van Friedrich Hayek slaat de auteur de plank volledig mis. Deze econoom staat bekend als een deontologisch liberaal, en dat heeft juist helemaal niets te maken met het zogenaamde nutsdenken, maar juist wel met allerlei sociale vrijheden!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Maarten

Doe eens normaal, man!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 Spam

Als Mark straks premier-af is, sluit hij gewoon aan in het rijtje van Agt-Lubbers. Dan blijkt hij toch weer links, maar dat premiert zo lastig.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 salvatore

Rutte is gewoon erg beinvloedbaar.
De laatste spreker hij hoort, het laatste boek hij leest etc.
En gezien wie hem in de politiek dagelijks ,nabij,omringen is dat helaas ,
een foute zaak.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie