Waarom politici soms feiten ontkennen

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Wetenschappelijke kennis mag dan onderhevig zijn aan inflatie, toch komt het soms voor dat onderzoekers onderwerp worden van politieke strijd. De vraag is hoe onderzoekers daarmee om moeten gaan. Op dit moment zijn het vooral de niet-deskundigen die uitmaken wat de ‘waarheid’ is: beleidsmakers en het brede publiek, zegt Sjoerd Karsten, bijzonder hoogleraar Beleid en Organisatie van het Beroepsonderwijs aan de UvA.

Stelt u zich eens voor: u heeft zojuist van een specialist gehoord dat uw ziekte niet te genezen valt. Hoe groot is de kans dat u voor een ‘second opinion’ gaat naar een andere specialist? Hoe groot is de kans dat u (eventueel na het tweede oordeel) gaat ‘shoppen’ in het alternatieve circuit? Nu echter het geval, dat u bij de eerste specialist te horen heeft gekregen, dat alles in orde is. Gaat u dan nog te rade bij een andere specialist? Waarschijnlijk niet. Met andere woorden, er moeten verschillende doktoren aan te pas komen om een  overtuigend bewijs te leveren als er iets mis is, maar een enkele volstaat om overtuigd van te zijn van een blijde boodschap.

Een soortgelijk gevoel overkwam mij het afgelopen jaar als beleidsonderzoeker. Samen met mijn collega Henk Blok van het Kohnstamm Instituut leverden we vorig najaar een rapport af over het thuisonderwijs in Nederland; of liever gezegd hoe het kinderen vergaat met een vrijstelling van de leerplicht vanwege richtingbezwaar, zoals dat in het officiële jargon heet. Het gaat om ongeveer driehonderd kinderen.

Geen gemakkelijk onderzoek. Maar goed, wij stelden vast dat deze kinderen – volgens de ouders die wij hebben geïnterviewd – op consciëntieuze wijze onderwijs krijgen, en ook succesvol zijn in hun vervolgonderwijs en hun algemene ontwikkeling. Wij rapporteerden ook hoe andere landen in Europa het thuisonderwijs reguleren. De minister oordeelde op basis van ons rapport dat verdere regulering van het thuisonderwijs in Nederland niet nodig was; het ging om zeer kleine aantallen en zat wel goed; en de Kamer heb ik er verder niet over gehoord.

Toen kwam nauwelijks twee maanden later het bericht dat ouders van het, te sluiten, Islamitisch College in Amsterdam van plan waren ook ontheffing van de leerplicht aan te vragen; nog geen tweehonderd kinderen. Ik noem die aantallen, omdat het nog steeds om een heel kleine groep gaat. Dertig Kamervragen volgden; de pers dook er op. De minister begon te twijfelen over haar eerder ingenomen standpunt. In de Vaste Kamercommissie werd ons rapport uitvoerig besproken. Er waren Kamerleden die het rapport prezen om zijn degelijk wetenschappelijke karakter, maar er waren ook Kamerleden die hun twijfels uiten bij de waarde van het rapport. Kortom, de ideale situatie om tot verder onderzoek te besluiten.[1]

Hoe moeten we dit verschijnsel verklaren? Houden beleidsmakers zich niet aan de feiten? Of erger, oordelen zij liever los van de feiten, zoals de notie van ‘fact free politics’ suggereert? Ik denk van niet. Er zijn twee heel goede verklaringen te vinden. De ene is meer psychologisch, de andere meer sociologisch van aard.

Minder sceptisch

Allereerst de psychologische; die zoekt de verklaring primair in de menselijke aard en geldt ook voor de eerste casus (onze verhouding tot medici). De centrale gedachte daarbij is dat mensen minder sceptisch zijn over wenselijke dan over onwenselijke informatie. Dat heet in de wetenschappelijke literatuur: gemotiveerd scepticisme (een term afkomstig van Ziva Kunda).

Dat wil niet zeggen dat mensen ‘negatieve’ informatie nooit zullen accepteren, maar wel dat de barrières groter zijn. Die barrières zijn des te groter naarmate de kwestie meer raakt aan dieperliggende emoties of controverses. Het komt dus niet door gebrek aan aandacht voor onwenselijke informatie, zoals aanvankelijk werd gedacht. Integendeel, het is heel goed mogelijk dat de onwenselijke informatie
juist direct de aandacht trekt, zolang deze informatie de indruk wekt verworpen te kunnen worden of de beslissing op basis van die informatie omkeerbaar lijkt.

Daarom is men in het onderzoek naar dit fenomeen momenteel erg geïnteresseerd in het mechanisme achter de eerste oordeelsvorming over de geldigheid van informatie. Een aantal onderzoekers wijst in dit verband op het onderscheid tussen ‘ontkenning van de feiten’ en ‘ontkenning van de implicaties’. Vaak is het zo dat individuen vaak beginnen met het eerste, om vervolgens terug te vallen op het tweede.

In het beleidsgerichte onderzoek kan men niet volstaan met een inschatting van de effecten van een reeks van factoren op ‘het probleem’,  maar moet men ook rekening houden met de invloed van die factoren op andere variabelen. Dit is het probleem van het neveneffect. Je zou kunnen beweren dat het onethisch is van een onderzoeker als die daaraan geen aandacht besteedt. De beleidsmaker kan men ‘blij’ maken met ‘iets dat werkt’, maar de gevolgen kunnen schadelijk zijn als de bredere implicaties niet in beschouwing worden genomen. Maar juist in dat schemergebied schieten zowel opdrachtgever als onderzoeker vaak in de fout. Naar mijn idee vinden daar, mede onder invloed van de media (‘Wat ziet u nu als oplossing?’), de meeste debatten over de geldigheid van de informatie plaats.

Politisering van de wetenschap

Een sociologische verklaring vinden we inhet werk van Peter Weingart. Zo constateert hij dat tegelijk met de verwetenschappelijking van de politiek een politisering van de wetenschap plaatsvindt. Terwijl men aanvankelijk twijfels had over de legitimiteit van wetenschappelijke kennis in de politiek, heeft de algemene toegankelijkheid van wetenschappelijke kennis geleid tot een concurrentiestrijd tussen deskundigen in de publieke ruimte. Deze strijd intensiveert op zijn beurt de controverses in de politiek in plaats dat kennis de inhoud van het politieke proces en de besluitvorming verbetert.

Ik heb dat zelf kunnen ervaren met het onderzoek naar segregatie. Zo poneerde een Kamerlid dat wat hem betreft Jaap Dronkers mag blijven, maar mensen zoals ik mogen verdwijnen. Met andere woorden onderzoekers worden inzet van politieke strijd en daarmee, misschien geheel tegen hun zin, gepolitiseerd. En eerlijk gezegd, onderzoekers hebben daar geen goed antwoord op: doorgaan met de naïeve veronderstelling dat zij echt neutraal zijn en/of blijven geloven dat hun kennis geen legitimerende functie vervult voor welk standpunt dan ook.

Ook degenen die zich neutraal opstellen, weten drommels goed dat de door hen aangedragen kennis in verschillende stadia van het politieke proces een belangrijke factor kan spelen: bij de agendavorming, besluitvorming, uitvoering en evaluatie. Zij zijn misschien ontsnapt aan het simpele model van de technocraat, maar vergeten dat de wetenschap, vaak met behulp van de media, een belangrijke speler in het politieke systeem is geworden. Met de verwetenschappelijking van de politiek is de wetenschap deel geworden van het politieke proces en gepolitiseerd geraakt. Wetenschap en politiek kunnen niet zonder elkaar. Dat brengt met op het tweede punt dat Weingart aanroert.

Inflatie onderhevig

Het gebruik van wetenschappelijke kennis is aan inflatie onderhevig. Ook al heeft wetenschappelijk kennis zijn autoriteit voor een belangrijk deel verloren, toch kunnen beleidsmakers niet meer zonder onderzoek en de arrangementen die daarbij horen. Soms heb ik zelfs de indruk dat men in de politiek de vlucht naar voren zoekt. De enorme populariteit van het begrip ‘evidence-based policy-making’ is daar een goed voorbeeld van. Tegelijkertijd stellen ook onderzoekers hun beeld niet bij over de relatie tussen wetenschap en politiek. Zij stralen nog steeds iets uit van ‘vertrouw’ mij want ik vertegenwoordig de ‘waarheid’. Het resultaat is dat nu vooral niet-deskundigen uitmaken wat de ‘waarheid’ is: beleidsmakers en het brede publiek.

Sjoerd Karsten is bijzonder hoogleraar Beleid en Organisatie van het Beroepsonderwijs aan de UvA. Dit is de verkorte tekst van een lezing in het kader van het ‘Actualiteitencollege’ voor de Nederlandse Sociologische Vereniging en het Sociaal en Cultureel Planbureau, gehouden op 17 november 2011 in Den Haag.


[1]
Ik ga niet verder in op de inhoudelijke kant van de zaak. Het gaat mij hier louter om de omgang met een beleidsgericht onderzoek.

Reacties (16)

#1 berlitz

Beleidsmedewerkers geven enkel om de feiten die hun uitkomen.

Neem de “groene” auto’s die belastingontheffing krijgen omdat ze minder uitstoten, dat de productie van zo’n auto veel vervuilender is word genegeerd.

Hetzelfde verhaal met kernenergie dat voor veel minder doden zorgt dan kolen energie, maar toch door veel politici als schadelijker word gezien.

Er is geen sprake van feitenvrije poltiek maar van selectieve feiten politiek, iets wat ik vooral bij de PVV en groenlinks zie.

  • Volgende discussie
#1.1 Harm - Reactie op #1

En jij bent van het simplistisch verbond?

  • Volgende reactie op #1
#1.2 berlitz - Reactie op #1.1

Greenpeace?

#1.3 Dr Banner - Reactie op #1

Aan je hokjesgeest te lezen ben je vast goed in sudoku’s.

  • Vorige reactie op #1
#2 piet de nuttige idioot

Iedereen heeft last van cognitieve dissonantie. Ik ook.
Het is alleen jammer dat beleidsmakers daar op inspelen/gebruik van maken. Een bestuurder met verantwoordelijkheidsgevoel zou juist aan z’n achterban moeten uitleggen wat alle pro’s & cons zijn. Maar dat verkoopt niet en daar trek je geen stemmen mee. Dat laatste lijkt zo’n beetje de hoofdzaak tegenwoordig, vertel de mensen wat ze willen horen en probeer het dan te integreren in een toch al uitgestippeld padje. Al is het 100% BS, U vraagt en wij draaien. Of spinnen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 ReinoutS

Neem de “groene” auto’s die belastingontheffing krijgen omdat ze minder uitstoten, dat de productie van zo’n auto veel vervuilender is word genegeerd.

Wel eens gehoord van vrijstelling wegenbelasting voor oldtimers?
Daarbij, dat lagere belastingtarief is natuurlijk bedoeld om de keuze te vergemakkelijken voor mensen die toch al een nieuwe auto zouden uitzoeken. Niet om mensen aan te moedigen hun oude auto eerder af te danken.

Hetzelfde verhaal met kernenergie dat voor veel minder doden zorgt dan kolen energie, maar toch door veel politici als schadelijker word gezien.

Waarbij je voor het gemak maar even vergeet dat de meeste fossiele centrales in Nederland op gas draaien, dat je helemaal niet kúnt weten voor hoeveel doden radioactief afval in de toekomst nog gaat zorgen, en dat er gelukkig nog meer keuze is dan óf kolen óf nucleair.

Er is geen sprake van feitenvrije poltiek maar van selectieve feiten politiek, iets wat ik vooral bij de PVV en groenlinks zie.

Een bezoekje aan de opticien zou dan geen gek idee zijn. Ik ken geen partij die de feiten zo goed op een rijtje heeft als GroenLinks, daarom heb ik ook al een hele tijd geleden besloten lid te worden.

Edit: redactie, waarom worden cite/blockquote tags genegeerd?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 Harm - Reactie op #3

“Ik ken geen partij die de feiten zo goed op een rijtje heeft als GroenLinks,”

Behalve in het geval Kunduz dan, lijkt me.
Trafigura…

  • Volgende reactie op #3
#3.2 Harry - Reactie op #3

Beste ReinoutS,
Enerzijds heb ik reden om aan te nemen dat je een onwetende jongeling bent, anderzijds een onbenullige ouderling. Mij maakt het trouwens niet uit wat je bent.

Wegenbelastingvrije Oldtimers zijn 30 jaar en ouder. Sinds 1.1.1965 betalen we importbelasting of luxebelasting op de waarde (tegenwoordig CO uitstoot van auto’s). Op de bijna 8 miljoen auto’s in Nederland vormen oldtimers een heel klein bestanddeel.

Ik weet niet waar je woont, maar je kunt de welvaart van een wijk, woongebied afmeten aan de hand van het aantal Prii dan wel Polo. In de achterstandswijken wonen de mensen die de overblijfselen van degenen die Prii en Polo hebben gekocht. Deze mensen blijven slechter af, alhoewel zij naar mijn vermoeden (zeker weten) gaarne Prii of Polo hadden gekocht.

Bij kernenergie is werrukuluk alles onderzocht. Borssele en Doel draaien naar tevredenheid. In al die jaren zijn er meer verkeersdoden op de A16/E19 en de A4/A12 gevallen dan er subtiele incidenten in beide kerncentrales zijn geweest.

Dat je besluit om je energie te wijden aan GL is jouw persoonlijke zaak.
Maarre Tofik, Kunduz, Trafigura, Marijke Vos, Rara, Wijnand Duijvendak (tegenwoordig Duyvendak).
Dat GL gaat echt niks worden Reinout!

  • Vorige reactie op #3
#3.3 Harm - Reactie op #3.2

Wat het aantal verkeersdoden op de A16/E19 en de A4/A12 nu,
en mogelijke doden door radioactieve besmetting in de toekomst,
met elkaar te maken hebben, dat is me niet duidelijk.

Het kan heel goed dat het met GL in de toekomst niks gaat worden,
maar met jouw logica is het nu al niet best gesteld.

Maar natuurlijk heeft dat ook niets met elkaar te maken.

#3.4 Harry - Reactie op #3.3

Zal ’t ff uitleggen:

Doel en Borssele hebben nog nooit één dode door straling veroorzaakt. We weten dus ook niet hoeveel doden ze in de toekomst zullen maken, dat moeten veronderstellen op hele vage aannames.
Ieder jaar vallen er wel een paar doden en gewonden op de A16/E19 en A4/A12.
Als het verkeer op die wegen niet minder wordt kunnen we op voorhand voorspellen dat het aantal slachtoffers op die wegen in de loop de tijden gelijk blijft.
Zelfs de tsunami in Japan, welke de kerncentrales bij Fukushima min of meer vernietigde, heeft er niet toe geleid dat er ook maar één directe dode door straling door deze zwaar beschadigde centrale is gevallen.

#3.5 mark3000 - Reactie op #3.4

Lees anders even wiki, daar staat een aardig artikel met een lijst van feitjes: LINK

Overigens ook een handige tip voor Berlitz.

Discussie gaat namelijk niet alleen over het door een kerncentrale direct veroorzaakte aantal doden.

Het zou buitengewoon onprettig zijn als er een zone in Nederland komt met een radius van 20-30km die voor vele jaren onbewoonbaar is. Ik heb nog geen enkel goed argument gehoord waarom wij met onze welvaart een dergelijk risico zouden willen nemen.

#4 Harry

@Mark3000
Het zou pas interessant worden als je het risico kunt kwantificeren. Er sterven jaar in jaar uit gemiddeld zo rond de 1000 mensen op de wegen (10% daarvan zijn bestuurders van scooters). Vallen zo rond de 1500 mensen ten offer aan zelfmoord. Verdrinken zo’n 600 mensen!
Ik heb nog geen enkel goed argument gehoord waarom wij met onze welvaart een dergelijk risico zouden willen nemen.
Het aantal incidenten wereldwijd met straling heeft sinds de commerciële toepassing van kernenergie nog geen 100 dodelijke slachtoffers geëist.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 mark3000

Je herhaalt een eerder gegeven argument nogmaals….

Waarvan ik had verwacht dat de reactie van harm (009) al voldoende zou zijn.

Je probeert op een betrekkelijk cynische wijze het gebruik van kernenergie te relativeren door “het aantal doden” te vergelijken met andere domeinen (en daarmee is het dus appels met peren vergelijken). Als je al een correcte vergelijking wil maken dan kun je alleen maar vergelijken door te kijken naar het aantal doden veroorzaakt door andere vormen van energieopwekking, maar dat doe je niet.

Het aantal incidenten wereldwijd met straling heeft sinds de commerciële toepassing van kernenergie nog geen 100 dodelijke slachtoffers geëist.

Ik zou eens iets lezen over chernobyl (4000 directe doden/30-50 duizend indirect (geschat)).

Ik vind het jammer dat je totaal niet ingaat op het argument dat ik geef als weerlegging. Namelijk schade aan natuur en milieu en de consequentie van een ramp in de ordegrootte als fukushima waarbij voor 150 jaar een gebied met een radius van 30 km onbewoonbaar is… Welk gebied in Nederland stel je voor om die kerncentrale te bouwen? De economische schade van een dergelijk scenario in Nederland zou gigantisch zijn.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Harry

4000 directe doden in Tsjenobyl is lariekoek – Kom maar met bron!

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6.1 mark3000 - Reactie op #6
  • Volgende reactie op #6
#6.2 mark3000 - Reactie op #6

je hebt gelijk, ik had slecht gelezen.
56 direct.
4000 indirect.

alhoewel ik van dat laatste nummer ook veel bronnen zie die veel hoger inschatten. Maar nog altijd hoger dan de 100 die jij in eerste instantie noemt.

  • Vorige reactie op #6