Twee in één

Foto: Alain (cc)

ACHTERGROND - Waar de moderne westerse mens zich maar moeilijk voor kan stellen hoe christenen kunnen geloven in de goddelijkheid van Jezus, had het vroege christendom juist grote moeite zich voor te stellen dat de Zoon Gods ook een méns was. De keuze voor óf menselijk óf goddelijk bleek voor veel gelovigen de voorkeur te hebben boven die twee-in-één-oplossing. Toch was een vorm van combineren van die twee noodzakelijk, omdat anders het idee van de verlossing door een mensgeworden God niet meer vol te houden was. Voor dat probleem zijn in de loop van de geschiedenis allerlei formuleringen gevonden.

Volgelingen van Arius meenden dat ‘de zoon’ – één van de drie goddelijke personen – een schepsel was en niet van eeuwigheid af had bestaan. Alleen de Vader was God, de zoon was goddelijk. Daarmee werd afgestapt van het al even onnavolgbare idee van de Drie-eenheid. Adoptianisten gingen nog verder: de historische persoon Jezus was een gewoon mens, die door God was aangenomen als Zijn zoon. Docetisten namen juist het omgekeerde aan: Jezus was in werkelijkheid de Zoon zelf en in zijn historische voorkomen slechts in schijn een mens. Alles wat hij deed als mens, vooral het hoofdprobleem: zijn lijden, was slechts een voorspiegeling. In werkelijkheid was hij zuiver God, onaangetast door al wat menselijk was.

De kerkelijke hiërarchie, en het Byzantijnse keizerlijke gezag, nam in de loop van de vierde eeuw afstand van dergelijke opvattingen en benadrukte dat Jezus werkelijk God én werkelijk mens was. Daarmee werd de orthodoxie – de ‘juiste leer’ – in beginsel geformuleerd. Maar binnen die orthodoxie bleek nog een boel onduidelijk. Vooral de verhouding tussen Jezus’ menselijkheid en goddelijkheid bleek verdraaid lastig uit te leggen. Dat was niet alleen een filosofisch probleem voor hooggeleerde haarklovers, maar ook een maatschappelijk issue voor veel gewone mensen.

Zoals wij supportersrellen hebben bij het voetbal, zo braken ook in het Byzantijnse rijk bij het wagenrennen regelmatig vechtpartijen uit tussen fans van de verschillende clubs. Die clubs associeerden zich niet alleen met bepaalde teams uit het wagenrennen, maar ook met bepaalde standpunten in theologische discussies. Wagenrennen en theologie werden zo door dissidenten aangevat om hun ongenoegen over het bestuur te uiten. En het bleef niet beperkt tot de wagenrennen, ook de eredienst kon soms ontaarden in opstootjes. Binnen de kerkelijke hierarchie, en aan het keizerlijk hof, leefde het idee dat wanneer er nu maar van hogerhand een besluit werd genomen over een theologisch vraagstuk, dat automatisch wel een einde zou maken aan rellen en andere onenigheid.

Dat gebeurde natuurlijk niet. In plaats daarvan leidde elke kerkvergadering waarop zo’n besluit viel, tot een scheuring in de geloofsgemeenschap en tot verdere discussie over hoe dat nu precies zat met Jezus’ menselijkheid en goddelijkheid. Die vraag is tot drie keer toe teruggekomen omdat na elk besluit er weer een nieuwe formulering van hetzelfde probleem werd gevonden. Was Jezus een menselijke en een goddelijke persoon, of slechts een goddelijke? Had Jezus een menselijke en een goddelijke natuur, of slechts een goddelijke? Had Jezus een menselijke en een goddelijke wil, of slechts een goddelijke?

Afgelopen week gaf ik de eerste les van mijn kruistochtencursus in Rotterdam en kwam dit onderwerp zijdelings ter sprake. Eén van mijn cursisten stelde toen een lastige vraag: wat een wil is, lijkt wel duidelijk, maar wat zag men destijds dan als natuur en persoon? Hoe verschilden die twee dan? In het kader van een kruistochtencursus gaat het wat ver om daarop in te gaan, maar het vormt prima stof voor een blogpost.

Het begon allemaal met het gegeven dat bij de menswording van God de Zoon – de incarnatie – mens en God één werden. De vraag was nu hoe de gevolgen van die eenheid er in detail uit zagen. De oudste vraag betrof het aantal personen dat in Jezus verenigd was en ontstond naar aanleiding van een eretitel voor Maria: de Moeder Gods. Nestorius, patriarch van Constantinopel en dus niet de minste, meende dat met die term aan de heilige maagd te veel eer werd gedaan en bovendien dat hij verwarrend was: eenvoudige gelovigen zouden eens gaan denken dat God de Vader een moeder had. Om dat rationeel te onderbouwen bedacht hij dat de mens Jezus en God de Zoon niet identiek waren, maar met elkaar verbonden in Christus. Dáár was Maria de moeder van.

Dat leidde tot de twee-personenleer: een goddelijke en een menselijke persoon, verenigd in één Christus. Het begrip ‘persoon’ lijkt hier ongeveer te duiden op wat wij ‘persoonlijkheid’ of ‘individu’ zouden noemen en wie Nestorius’ opvattingen onbeleefd zou willen samenvatten, zou kunnen beweren dat Jezus een geval van multiple personality disorder was. De kerkelijke hierarchie wees Nestorius’ opvatting – natuurlijk niet om deze reden – van de hand in 431 en het resultaat was een nieuwe geloofsgemeenschap. Het Nestoriaanse christendom heeft het ver, tot in China, geschopt en is tot de stormloop van de Mongolen de grootste christelijke groep geweest. Tegenwoordig is het nog maar een kleine gemeenschap: Oost-Syrische of Assyrische christenen.

De tweede vraag betrof de natuur, physis in het Grieks, van Christus. Daar waren grofweg drie antwoorden op mogelijk: hij had twee onderscheiden naturen, goddelijk en menselijk, of één natuur. Die ene natuur kon dan de goddelijke zijn, of een versmelting van de goddelijke en de menselijke.

De laatste twee opvattingen staan bekend onder de naam monofysitisme: de leer van de ene natuur. De kerkelijke hiërarchie koos in 451 uiteindelijk voor de twee-naturenleer, waarmee weer een nieuw type christenen geboren was: de monofysieten. Die bestaan nog steeds. Kopten in Egypte, Armeniërs en Syrisch Orthodoxen behoren tot deze richting, al moet worden benadrukt dat ze intussen behoorlijk opgeschoven zijn richting de orthodoxie en zichzelf niet meer als monofysieten beschouwen.

‘Natuur’ blijkt in deze discussies vooral te gaan over iets wat wij ‘eigenschappen’, ‘aard’ of ‘karakter’ zouden noemen. Zo bepaalde de ‘natuur’ van een wezen bijvoorbeeld of het kon lijden of veranderlijk was – een goddelijke natuur was daar uiteraard van vrijgesteld – of dat het kon ‘groeien in wijsheid’ of in staat was tot doodsangst – een eigenschap die typisch was voor een menselijke natuur.

De laatste vraag betrof Jezus’ wil. Het was een compromisvoorstel om orthodoxen en monofysieten nader tot elkaar te brengen, die inmiddels niet alleen op theologisch gebied met elkaar overhoop lagen, maar ook op geopolitiek vlak. We spreken nu over het begin van de zevende eeuw. Grote groepen niet-orthodoxe christenen binnen en buiten het Byzantijnse rijk vormden een bedreiging, het resultaat van eeuwenlange Byzantijnse politiek van benadeling en vervolging.

Het idee – monotheletisme – hield in dat aan het orthodoxe idee van Christus als één persoon met twee naturen een nuancering van die twee naturen werd toegevoegd in de vorm van slechts één wil, de goddelijke. Dat idee had aanvankelijk groot succes maar is uiteindelijk gesneuveld door weerstand vanuit de kerkelijke hiërarchie in het westen, vooral de paus. Het heeft zelfs even tot een scheiding tussen de kerk van Rome en die in het oosten geleid want het Byzantijnse rijk was erg gehecht aan het vinden van een oplossing voor als die dissidente monofysieten.

Heel kort door de bocht geformuleerd zorgde het optreden van Nestorius ervoor dat de vraag ‘wie?’ werd beantwoord – althans de nog resterende vragen na Arius, Adoptianisten en Docetisten. De monofysieten stelden de vraag ‘wat?’ aan de orde en de monotheletisten de vraag ‘hoe?’

Reacties (2)

#1 CK

Het is een goed stuk, maar af en toe is er wel wat erg veel aandacht voor religie op Sargasso…

  • Volgende discussie
#2 zuiver

*zucht*
Wat #1 zegt.

Ik vraag me af of het thuis hoort op wat over het algemeen door de gebruikers alhier wordt getypeerd als een atheïstisch blog. Voor de beschrijving van alle breuklijnen in het christendom is de achterliggende theoretische religieuze kennis mijns inziens niet noodzakelijk. Integendeel, het zuigt je een discussie in en voordat je het weet ga je meepraten over iets wat volstrekt irrelevant is.

Wat wel relevant is in deze discussie – maar wat Richard geheel buiten beschouwing laat – is dat de onderdrukking van de verschillende stromingen uiteindelijk heeft geleid tot de gewelddadige houding van de kerk tot andersdenkenden en in die zin heeft geleid tot de kruistochten en andere ketterbestrijdingen.

En wie denkt dat dit pas van veel later datum is mist b.v. de terechtstelling van de Spaanse ketter Priscillianus in 385 (overigens lieten belangrijke theologen toen wel, tevergeefs, hun protest horen. De bisschop van Trier noemde de executie strijdig met de goddelijke wet).

Het belang van het verzet tegen de stromingen ligt in hoe de RK kerk zich heeft ontwikkeld. Hoe die stromingen daadwerkelijk functioneerden heeft naar mijn mening vandaag de dag geen betekenis meer.

  • Vorige discussie