Waarom komt een alternatief voor het neoliberalisme niet van de grond?

Het neoliberalisme is in de afgelopen jaren veelvuldig dood verklaard, maar lijkt ondertussen maar niet op te houden met bestaan. Dat is moeilijk los te zien van het gebrek aan een alternatief. Mensen willen best afscheid nemen van oude ideeën, maar dan moeten er wel nieuwe ideeën voor in de plaats komen. Waar zijn die nieuwe ideeën? Waar zijn de alternatieven? Blijven hangen in het einde van de geschiedenis Een deel van de verklaring ligt misschien in wat is blijven hangen van het befaamde artikel van Francis Fukuyama, The end of history or the last man. Het idee dat de liberale democratie een eindstadium is in de ontwikkeling van ons politieke systeem en 'an unabashed victory of economic and political liberalism'. Hij zag een 'total exhaustion of viable systematic alternatives to Western liberalism'. Als alle alternatieven falen en je houdt het voor mogelijk dat er één systeem overblijft, als een eindstadium van een voltooide ontwikkeling, dan ligt nadenken over alternatieven niet voor de hand. In dat licht is het huidige besef dat er alternatieven nodig zijn vooruitgang. Een besef dat is geholpen door de antiglobalisten en Occupy. En door de econoom Piketty die aantoonde wat iedereen al dacht te zien, namelijk het probleem van toenemende verschillen tussen rijk en arm. In die zin komt het einde van de geschiedenis ten einde, maar dat betekent niet dat er al een nieuw begin is. De herstart van de geschiedenis van Rutger Bregman Al zijn er mensen die daar anders over denken, zoals de mens Rutger Bregman. In dit artikel op De Correspondent gaat hij terug naar het begin van het neoliberalisme. Hij laat zien hoe lang het duurde voor het mainstream werd en hoe ideeën, als de tijd rijp is, naar het centrum van de macht kunnen schuiven. Hij voert daarbij een aantal bekende hedendaagse economen op en hun ‘radicale ideeën' en concludeert 'dat die tijd nu gekomen is.' Nu is een zekere blijheid en optimisme in deze tijd welkom. Maar hoe interessant ook, bevatten deze ‘radicale ideeën’ de kiem voor een alternatieve ideologie? Bieden ze ons nieuwe perspectieven op de economie? Of spelen deze economen eigenlijk hetzelfde spel als neoliberalen als Friedman en Hayek? De economen die het neoliberalisme vervangen? We lopen de ideeën van deze economen langs aan de hand van de citaten van Bregman: Thomas Piketty: 'Piketty toonde samen met Emmanuel Saez aan dat de ongelijkheid in de Verenigde staten even groot is als tijdens de roaring twenties.' Zijn oplossing: 'belastingen.' Gabriel Zucman: 'In zijn boek The Hidden Wealth of Nations (2015) becijferde hij dat de rijken maar liefst 7,6 biljoen dollar hebben verborgen in belastingparadijzen. […] voer een jaarlijkse, progressieve belasting op vermogen in voor alle multimiljonairs.' Marianna Mazzucato: 'Mazzucato laat zien dat […] wezenlijke innovatie vrijwel altijd bij de overheid begint. Neem de iPhone. Ieder stukje technologie dat van de iPhone een smartphone maakt in plaats van een stupidphone […] is ontwikkeld door onderzoekers wier salaris is betaald door de overheid.' En 'de investeringen van de staat zijn overal.' Big Tech, de farmaceutische industrie, Tesla. En ze vind het prima dat marktpartijen aan de haal gaan met door de overheid betaalde innovatie. 'Maar dan zou de staat wel zijn investering terug moeten krijgen […] Ook nu zijn er enorme uitdagingen waar een ondernemende staat zijn ongeëvenaarde innovatiekracht op los kan laten.' Stephanie Kelton: Deze Amerikaanse econome 'voegt toe dat de overheid desnoods geld kan bijdrukken om haar ambities te financieren. Over de staatsschuld of het begrotingstekort hoeven we ons niet zo’n zorgen te maken.' De overheid moet 'openbare diensten zien als investeringen in plaats van als kostenposten'. ‘Al met al hebben we het hier over een revolutie in de economische wetenschap’ aldus Bregman. Dat is nogal wat! Samengevat ziet die revolutie van deze hedendaagse economen er dan zo uit: Ongelijkheid is een groot probleem. De overheid moet daarom de belastingen voor de rijken verhogen. Daarnaast moet de overheid doorgaan met wat ze met name in de decennia na de tweede wereldoorlog heeft gedaan: investeren in innovatie, desnoods met geleend geld. Van die innovatie mogen marktpartijen gebruik maken, maar ze moeten er ook voor betalen. Gerecyclede verleden Dat klinkt allemaal heel redelijk. Het klinkt ook heel bekend. Piketty refereert aan de hoge belastingtarieven voor rijken net na de Tweede Wereldoorlog. Mazzucato brengt de space race van de jaren zestig in herinnering. Het bijdrukken van geld voor overheidsinvesteringen doet Keynesiaans aan. Is deze revolutie dan wel meer dan een verlangen terug naar het gematigd kapitalisme en de geleide economie zoals die tot de jaren 70 bestond? Het doet denken aan politici als Bernie Sanders en Jeremy Corbyn. Je kunt er sympathie voor opbrengen, of zelfs enthousiasme, maar uiteindelijk zijn het stemmen uit het verleden, niet uit de toekomst. Daarbij lijkt de ideologische reikwijdte van deze ‘nieuwe ideeën’ beperkt. Piketty toont aan dat de ongelijkheid groter wordt. Belangrijk, maar verandert dat iets aan onze blik op ongelijkheid? Mazzucato laat zien dat de overheid een groot aandeel heeft in technologische innovatie. Goed om de valse beeldvorming te corrigeren waarin de staat louter als probleem wordt weggezet. Maar verandert het iets aan hoe we kijken naar onze economie, die in de afgelopen decennia nogal verandert is? Bieden die ideeën überhaupt inzicht in de economie, of gaat het alleen over hoe de staat in die economie moet ingrijpen? Een recent interview [1] met Noortje Thijssen en Tim ’s Jongers, directeuren van de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks en de PvdA, lijkt hetzelfde verlangen te weerspiegelen. Thijssen: “De afgelopen veertig jaar heeft de markt veel ruimte gekregen, de overheid werd juist als minder belangrijk gezien. Wij keren dat radicaal om.” Is dat omkeren, of is dat terugkeren? En is dat wel wat nodig is? Een alternatief verzinnen duurt héél lang Heel erg overtuigt de revolutie dus nog niet. Bovendien wekt het artikel op nog twee andere manieren een verkeerde indruk. Maar het zijn opmerkelijk genoeg juist die verkeerde indrukken, die ons op het goede spoor voor verandering kunnen zetten. Als we zijn interpretatie van de geschiedenis recht zetten, wordt duidelijker waar het ons om te doen moet zijn. Bregman schetst de lange weg die het neoliberalisme aflegt voor het dominant wordt. ‘In 1947 werd in het Zwitserse dorpje Mont Pèlerin een kleine denktank opgericht, de Mont Pèlerin Society […] In die tijd, net na de Tweede Wereldoorlog, waren de meeste politici en economen volgelingen van de Britse econoom John Maynard Keynes’. En over waarom die weg zo lang is: ’Het kost meestal een generatie, of nog langer’ schreef Hayek, ‘en daarom lijken (onze) ideeën nu nog zo machteloos om de wereld te beïnvloeden.’ Zo wekt hij de indruk dat het tot wasdom komen van een ideologie lang duurt. En vervolgens dat in de jaren zeventig een oude ideologie, het Keynesianisme, werd afgelost door een nieuwe, het neoliberalisme. We gaan terug naar depressie van de jaren 30 en de crash die eraan vooraf ging om te zien wat daar niet klopt. De snelle opmars van het Keynesianisme Die crash komt in 1929 niet uit de lucht vallen. In 1928 zijn er tekenen voor wat komen gaat. Bij JP Morgan gaat een memo rond met de woorden ‘de markt kookt’. Op 12 juni en nogmaals op 8 december zakt de beurs in, maar herstelt zich beide keren weer, mede dankzij opbeurende woorden van president Hoover. De invloedrijke econoom Irving Fisher denkt dat de markt een permanent hoger niveau heeft bereikt. Dat is vlak voordat de markt op 29 oktober 1929 instort. In 1930 stijgt de werkloosheid die het jaar ervoor 3,2% bedraagt naar 8,7%. President Hoover denkt dat de economische basis nog steeds goed is, maar de crisis verergert en de werkloosheid stijgt verder. 15,9% in 1931. 24,9% in 1932. In dat jaar vinden er openbare verhoren plaats in het Amerikaanse congres over de volledig ingestorte economie. “The leading industrialists and bankers testified. They hadn’t the foggiest notion”, aldus een commentator. “The old order did not know what to do” [2] Dat is 1932. Het is al drie jaar crisis. In Philadelphia dreigen 250.000 mensen te verhongeren nadat een noodfonds zonder geld komt te zitten. Volgens een conservatieve schatting schuimen bijna 11 miljoen werkloze Amerikanen (op een bevolking van 123 miljoen) de straten af op zoek naar werk. Bregman haalt Milton Frieman aan die zegt dat in tijden van crisis, de reactie afhankelijk is van ‘the ideas that are lying around’. Maar het probleem is dat de zittende orde geen bruikbare ideeën heeft klaarliggen. Het keynesianisme bestaat namelijk nog niet. Keynes is in Cambridge al wel begonnen aan zijn boek The General Theory of Employment, Interest and Money, dat er de theoretische basis voor zal gaan vormen. Dat wordt echter pas in februari 1936 gepubliceerd. De praktijk van het Keynesianisme wordt dan ook niet door Keynes geïnitieerd. President Franklin Delano Roosevelt, de opvolger van Hoover, kan daar niet op wachten. Hij ziet zich genoodzaakt tot economisch ingrijpen. Onder de naam de New Deal, trekt hij het initiatief om de economie aan de gang te krijgen naar de overheid toe. Zo krijgt, in en onder druk van de depressie, het Keynesianisme binnen enkele jaren voor het eerst vorm. Daar gaat geen decennia durende mars door de instituties aan vooraf. De parallelle opkomst van het neoliberalisme In diezelfde jaren ziet ook het neoliberalisme het licht. Anders dan Bregman suggereert, begint de ideevorming daarvoor ook voor de Tweede Wereldoorlog. In 1938 vindt onder de naam Colloque Walter Lippmann, in Parijs een conferentie plaats. Als noemer voor de ideeën van de deelnemers, word daar voor het eerst het woord neo-liberalisme gebruikt. Onder die bezoekers bevinden zich Von Mises en Hayek, die later onderdeel uitmaken van de Mont Pèlerin Society. Hun gezamenlijke geschiedenis van ideeënvorming gaat overigens nog verder terug. Naar bijeenkomsten op de Stubenring in Wenen, waar de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) was gevestigd. Daar werkte Von Mises en organiseerde hij eind jaren 20 om de week een privé seminar met gelijkgestemde economen als Hayek. [3] Het neoliberalisme en het Keynesianisme zijn dus generatiegenoten. Maar waarom wordt het Keynesianisme op dat moment dan politiek dominant en het neoliberalisme niet? De jaren twintig zijn in de V.S. jaren van laissez-faire. Het bedrijfsleven wordt niets in de weg gelegd. Maar in de neergang na de crash, dragen de impulsen in de markt louter bij aan de vicieuze cirkel. Een terughoudende overheid biedt geen uitkomst. Er is een actieve overheid nodig die een economische rol gaat spelen. Die overheid ontstaat door de New Deal en The General Theory van Keynes, die een oplossing bieden voor een accuut probleem. In de Tweede Wereldoorlog trekt de overheid de touwtjes vervolgens nog meer naar zich toe in wat een oorlogseconomie wordt genoemd. En die grote overheid verdwijnt niet, maar blijft economisch een grote rol spelen. Door de opbouw van de verzorgingsstaat en door nationaliseringen en regulering van grote bedrijven. Het Keynesianisme is daarmee ook de ideale intellectuele vijand van de neoliberalen, waar ze hun ideeën over markten en een kleine overheid aan kunnen scherpen. Dat duurt tot de economische crisis van de jaren 70, waar de Keynesianen geen oplossing voor hebben. Eindelijk krijgen de oude neoliberalen - Hayek, geboren in de 19de eeuw was al bijna 80 toen Thatcher in 1979 aan de macht kwam, Friedman 66 - ruimte voor hun ideeën. Geruststellend Het idee van Hayek, dat het een generatie of langer duurt voordat ideeën dominant worden klopte voor het neoliberalisme, omdat het niet klopte voor het Keynesianisme. Dat werd, onder druk van de omstandigheden, juist razendsnel dominant en dat is geruststellend. De ideologische omwenteling, waar velen op zitten te wachten, kan zich blijkbaar snel voltrekken. Welke denkbeelden er dan omgewenteld moeten worden, wordt duidelijker als we kijken naar de parallelle geschiedenis van beide ideologieën. Want er was niet eerst een Keynesianisme dat opgevolgd werd door het neoliberalisme. Het zijn generatiegenoten, met andere denkbeelden, die zich in decennia samenleven wel tot elkaar moesten verhouden. Parallelle geschiedenis Die parallelle geschiedenis valt in een paar perioden uiteen. Eerst de vormende jaren van de jaren 30 tot zo’n beetje de jaren 70. Het Keynesianisme ontwikkelt zich aan het politieke roer, onder druk van alledaagse politieke problemen die simpelweg om een antwoord vragen. De neoliberalen werken in die jaren in de academische marge aan een alternatief voor dat Keynesianisme, waar ze zich dan ook voortdurend toe moeten verhouden. Milton Freedman begint zijn boek Capitalisme and Freedom met de bekende woorden van Kennedy ‘Ask not what your country can do for you…’. Want om een alternatief te formuleren voor het wereldbeeld van je ideologische tegenstander moet je dat wereldbeeld natuurlijk kennen. De volgende periode begint aan het eind van de jaren 70, wanneer die rollen zich omdraaien. De Keynesianen worden vanuit de coulissen gedwongen te beschouwen wat het neoliberalisme onder Thatcher en Reagan in de praktijk betekent. De reflectie daarop leidt in de jaren 90 tot een derde periode die ook bekend staat als de derde weg. Onder leiding van Clinton, Blair en bij ons Kok, ontstaat een vorm van sociaaldemocratie, waarvan het klassieke economische onderstel - het Keynesianisme, neoliberale ideeën over markten in zich opneemt. Niet voor niets gaf Thatcher het volgende antwoord op de vraag wat haar grootste prestatie was: “Tony Blair and New Labour. We forced our opponents to change their minds.” Een problematische consensus Deze wending van de sociaaldemocratie naar vormen van marktdenken wordt vaak als een verlies gezien. Maar het is misschien beter het te lezen als een versmelting van twee oude ideologieën in een vergaande consensus over het speelveld van hun onenigheid. Decennia van strijd, waren ook decennia van naar elkaar luisteren. Van het in dezelfde taal leren denken. Van het ontstaan van een vergaande consensus over de taal die het speelveld van de politieke economie beschrijft. Links en rechts gebruiken hetzelfde woordenboek met begrippen als ‘markt en staat’, ‘marktwerking’, ‘ondernemerschap’, ‘innovatie’. Vergelijk het met een spelletje schaak. Links en rechts staan tegenover elkaar en spelen met een andere kleur, maar zijn het eens over het speelveld, over het bord, over de regels. En precies die consensus is problematisch. Want dat speelveld is gebaseerd op een politiek economische situatie die niet meer bestaat. Decennia aan politiek economische veranderingen hebben het speelveld verandert. Nieuwe spanningen en conflicten laten zich niet meer schaak zetten, niet door zwart en niet door wit. Het speelveld voldoet niet meer. Conclusie Uit de regelmatig geconstateerde dood van het neoliberalisme kun je de conclusie trekken dat we voor dat neoliberalisme een alternatief moeten vinden. Dat we, zoals Rutger Bregman, met tromgeroffel nieuwe Keynesiaanse variaties op het schaakbord moeten verwelkomen. Maar is dat de verandering die we zoeken? Hoe ingenieus de analyses van voornoemde economen ook zijn, misschien wordt het tijd om het speelveld zelf ter discussie te stellen. De onderliggende consensus. De taal waarvan iedereen zich bedient, links en rechts, wanneer we over politieke economie praten. [Bovenstaande artikel vormt de inleiding voor een serie artikelen die hier binnenkort te lezen zal zijn] --------- [1] Volkskrant, ‘Linkse partijen moeten de weg tonen naar wat er morgen mogelijk is’, 30 januari 2023 [2] Matt Stoller, Goliath. The 100 year war between monopoly power and democracy, Simon & Schuster Paperbacks, 2019, p.59-60 [3] Quinn Slobodian, Globalists. The End of Empire and the Birth of Neoliberalism, Harvard University Press, 2018, p.48

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022 copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Geen bal op tv | De Rudi en Freddie Show

COLUMN - Rutger Bregman schreef ergens in 2011 een stukje in de Volkskrant over de commotie die destijds was ontstaan toen Eva Hoeke, destijds hoofdredacteur van Jackie, het had gewaagd Rihanna een ‘niggabitch’ te noemen. Volgens Rutger Bregman, die zichzelf toen al historicus noemde terwijl hij toch amper een jaar of veertien moet zijn geweest, was de verontwaardiging van Rihanna een overspannen reactie op een volstrekt onschuldige opmerking. Immers: rassen bestaan niet, dus racisme bestaat ook niet.

De argumenten waren zo slecht en de toon was zo betweterig, dat Rutger Bregman nooit meer iets goeds bij mij kon doen. Zo rol ik. Dus toen ik Rutger Bregman onlangs in een uitzending van Tegenlicht iets zag vertellen over het basisinkomen, ben ik zo snel mogelijk door gezapt. Ik keek nog liever naar Ik Hou van Holland, of wat er dan ook elders te bekijken was. En toen Rutger Bregman op het podium in Davos zat, met die zelfgenoegzame beentjes over elkaar, kreeg ik spontaan jeuk. En toen zijn clash met Tucker Carlson de wereld over ging en ik wilde zien waar all the fuzz about was, lukte het mij niet om het filmpje af te kijken, omdat ik bang was dat ik medelijden met Tucker Carlson zou gaan krijgen. En dat ging me te ver. Vanaf het begin van het filmpje, zag je dat Rutger Bregman bezig was om Tucker Carlson erin te luizen. Op zich heb ik daar geen problemen mee, maar aan het hoofd van Rutger Bregman meende ik te zien dat hij ontzettend te spreken was over zichzelf.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Rutger Bregman vs Tucker Carlson: 1-0

NIEUWS - Een aantal weken geleden haalde Rutger Bregman op Davos uit naar het filantropisch werk van miljonairs en biljonairs, waarbij hij aangaf dat de olifant in Davos belasting betalen is. Niemand sprak over belastingverhoging, terwijl de gouden tijd van het kapitalisme (de jaren 50 tot 70 van de vorige eeuw) samengaan met een zeer hoog belastingtarief voor topinkomens, vele malen hoger dan nu het geval is.

Reden voor Tucker Carlson van Fox om Rutger Bregman te interviewen voor zijn show, alleen liep dat een beetje uit de hand vanaf het moment dat Bregman stelde dat Tucker Carlson:

een miljonair gefinancierd door biljonairs is.

Tucker Carlson en Fox hebben het interview met Rutger Bregman niet uitgezonden. Rutger Bregman heeft het interview opgenomen met zijn mobiele telefoon en inmiddels online geplaatst.

Alles begint met een idee

COLUMN, OPINIE - De ophef rond dit filmpje zal je ongetwijfeld niet ontgaan zijn. Rutger Bregman en Fox News:

Holy moly. De Correspondent-journalist Rutger Bregman is op weg een internationale bekendheid te worden, met zijn missie om belastingontwijking/ontduiking – of eigenlijk de hele moraal van vele superrijken – aan te kaarten op het wereldtoneel. Zijn uitspraken op het forum in Davos gingen al viral. Nu werd hij geïnterviewd door Tucker Carlson van Fox News. Op zich natuurlijk al moedig dat Bregman die uitdaging aan ging. Ik zou die lui mijden als de pest. Maar deze meneer wil een idee uitdragen, koste wat kost.

Apeshit

Hij gaat er met gestrekt been in, en dat is strategisch gezien best slim. Want Bregman gaat – na een aanloopje – los op Fox’ en Carlsons hypocrisie, en die gaat vervolgens apeshit. Dit moet Bregman van tevoren bedacht hebben, of dan tenminste naderhand (het interview is al van een maand geleden), om ophef te veroorzaken. Waarin hij uitstekend is geslaagd. Fox besluit uiteraard om het niet uit te zenden, maar de studio in Amsterdam heeft het ook opgenomen. Weliswaar zonder beeld van Carlson, maar het hele gesprek staat er gekleurd op. @NowThisNews postte de clip op Twitter, woensdagochtend 20 feb. om 10.00u. Het is terwijl ik dit schrijf iets na 22.30u, en het filmpje is anderhalf miljoen keer bekeken. En voor zover ik kan zien is het twittervolk lyrisch over Bregman. Juist ook de Amerikanen.

Foto: ~Beekeeper~ (cc)

Goed en kwaad in het publieke debat

OPINIE - Lennart Quispel plaatst kanttekeningen bij Rutger Bregman’s visie op het publieke debat.

Rutger Bregman stort zich in zijn nieuwste artikel op het bekende epos The Lord of the Rings. Volgens hem zouden wij het publieke debat zien als een epische strijd tussen Goed en Kwaad. In LOTR is dat een heel duidelijk verschil: mensen (of liever gezegd, wezens) in het boek zijn, volgens Bregman, inherent Goed of Kwaad. Het is een soort identiteit, en heel duidelijk herkenbaar. En zo zouden we het publieke debat ook zien: wij zitten in Team Goed, omdat we nu eenmaal goed zijn, en de anderen zitten in Team Kwaad, en zijn dus noodzakelijkerwijze schurken.

Het is voor mij al een hele tijd geleden, maar ik heb voor mijn gevoel toch een ander boek gelezen. Het epos dat ik in mijn jeugd verslond ging er juist over, dat het onderscheid tussen Goed en Kwaad helemaal niet zo duidelijk is. Dat begint al met de Ring zelf, het voorwerp waar het hele verhaal eigenlijk om draait. Het is het Ultieme Kwaad, maar het geeft de drager ook onzichtbaarheid, waardoor hij in staat is om zichzelf of zijn kameraden uit penibele situaties te redden. Frodo, de echte held van het verhaal, komt regelmatig voor de keuze te staan om de Ring te gebruiken om de helden uit een situatie te redden, maar gebruik van de Ring zorgt ervoor dat hij corrumpeert, en ook nog dat de grote Schurk Sauron weet waar hij is, zodat hij zijn elitetroepen, de nare Nazguls, achter hem aan kan sturen. Elke keer weer moet Frodo kiezen … niet tussen een duidelijke afgebakend Goed en Kwaad, maar juist tussen twee verschillende Kwaden, waarbij de gevolgen van zijn keuze helemaal niet zo duidelijk zijn.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Foto: © De Correspondent BV boekomslag Gratis geld voor iedereen 2014 copyright ok. Gecheckt 03-03-2022

Recensie | Gratis geld voor iedereen

RECENSIE - In zijn nieuwste boek ‘Gratis geld voor iedereen’ houdt historicus Rutger Bregman een pleidooi voor een wereldwijd basisinkomen voor iedereen. Hans Beerends las het werk met grote belangstelling.

De discussie over basisinkomen in Nederland is niet nieuw; in de jaren tachtig pleitte de vakbonden en de toenmalige PPR (een van de voorlopers van GroenLinks) al voor dit systeem. Toenmalig PPR-voorzitter Bram van Ojik, thans fractievoorzitter van GroenLinks, was een fervent voorstander. Ondanks het enthousiasme van Van Ojik cum suis is het idee nooit echt van de grond gekomen.

Toch is het plan, althans voor Nederland, de eenvoud zelve: schaf alle uitkeringen af alsmede het omvangrijke controleapparaat en het geld wat je bespaart is voldoende of bijna voldoende om iedereen een basisinkomen van rond de 1.200 euro te verschaffen. Verschil met de bijstand is dat het je vrij staat om boven dat basisinkomen meer te verdienen. De man of vrouw die zuinig wil leven en haar tijd wil besteden aan wandelen, yoga of wat dan ook kan dat doen en degene die van luxe houdt zoekt zijn of haar heil in een goed verdienende loopbaan. Niemand berispt elkaar, niemand wordt gecontroleerd en iedereen is vrij te doen wat hem of haar het beste lijkt.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Volgende