Een Hollandse jongen aan de Ebro
RECENSIE - In de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) hebben tienduizenden vrijwilligers meegevochten aan de kant van de Republiek tegen het leger van generaal Franco. Ze kwamen uit alle Europese landen en uit de Verenigde Staten en Canada. Onder hen naar schatting ongeveer 650 Nederlandse anti-fascisten. Voor hen was de ‘burgeroorlog’ vooral een oorlog tegen het opkomend fascisme in Europa. Het was wat nu wel wordt genoemd een proxy war, en als zodanig een voorbode van de Tweede Wereldoorlog. Franco kreeg de steun van fascistisch Italië en Portugal en van nazi-Duitsland dat vandaag precies 85 jaar geleden het stadje Guernica platbombardeerde. De Republiek kreeg alleen steun van de Sovjet-Unie en Mexico. Alle democratische Europese landen stelden zich neutraal op. De linkse beweging en met name de communisten verzetten zich tegen deze non-interventiepolitiek. Comités voor hulp aan Spanje waren overal actief en er werden vrijwilligers geworven om deel te nemen aan de strijd tegen Franco, volgens de ‘brigadisten’ hoogst urgent om de dreigende opmars van de fascisten in Europa te keren.
Een van de Nederlandse vrijwilligers was Evert Ruivenkamp uit Den Haag. Van hem is nog niet zo lang geleden een dagboek gevonden dat nu met een inleiding en nawoord van Yvonne Scholten integraal is gepubliceerd onder de titel Een Hollandse jongen aan de Ebro. Het dagboek is in de woorden van Geert Mak ‘een unieke vondst’. Er is veel geschreven over de Spaanse Burgeroorlog. Bekende schrijvers zoals Orwell, Hemingway en de Nederlandse Jef Last waren in Spanje en getuigden van de inzet van de internationale brigades. Joris Ivens maakte er zijn documentaire Spaanse aarde. Er zijn in de loop van de jaren vele getuigenissen van vrijwilligers verschenen. ‘De oorlog begon in Spanje’ is een boek gebaseerd op interviews uit de jaren tachtig met Nederlandse oud-Spanjestrijders. Het dagboek van Ruivenkamp is het eerste verslag van het dagelijks leven van een Nederlandse brigadist in de oorlog dat in dezelfde tijd is geschreven. Het is ook uniek omdat het tot nu toe het enige dagboek is van een van de ‘gewone jongens’ die naar Spanje gingen, schrijft Scholten. ‘Het gros had ook nauwelijks enige scholing, soms niet meer dan een paar jaar lagere school. Ook Evert had maar een beperkte opleiding gehad,maar zijn Nederlands is voortreffelijk en zijn verslag zeer levendig.’ Ze veronderstelt dat hij het dagboek heeft geschreven na thuiskomst op basis van aantekeningen die hij in Spanje heeft gemaakt.