Post-Atheïst | Namen

Foto: Post-Atheïst

COLUMN - Het tweede boek van de bijbel heet Exodus, naar zijn Griekse titel, die ‘Uittocht’ betekent. Het bevat het verhaal van de uittocht van de Hebreeën uit Egypte onder Mozes. In het Hebreeuws heet het echter sjemot ‘namen’, en dat is een goeie grap. In de eerste twee hoofdstukken van het boek zijn namelijk alle personages naamloos, een korte stamboom in de eerste zeven verzen daargelaten.

Het begint met de farao van Egypte, een man wiens naam nooit wordt genoemd. Om de ongewenste groei en dus macht van de Hebreeën te remmen, dwingt hij ze tot zware dwangarbeid. Hij beveelt bovendien de vroedvrouwen van de Hebreeën alle jongetjes te doden. Moord gaat de twee vrouwen echter te ver en als ze bij Farao ter verantwoording worden geroepen kletsen ze zich er met een smoes uit. Sifra en Poea, zoals de vrouwen worden genoemd, hebben geen echte namen, maar eerder een aanduiding van hun karakter: Sifra betekent ‘schittering’ en Poea ‘ glans’.

Farao beveelt dan dat alle pasgeboren Hebreeuwse jongetjes in de Nijl gegooid moeten worden. Dan lijkt het minder op moord. Dan huwt ‘een man’ uit de stam Levi ‘een vrouw’. De bijbel stikt werkelijk van de passages van het type: ‘een man huwde een vrouw, hij ging tot haar in, zij werd zwanger en baarde hem een zoon en hij noemde hem…’. In dit verhaal wordt een jongetje geboren, maar de naamgeving ontbreekt, in plaats daarvan wordt het joch drie maanden verborgen en dan – conform rijksbeleid – in de Nijl geworpen.

Farao heeft niet verboden om dat in een mandje te doen, noch dat mandje met bitumen waterdicht te maken en van die mazen in de wet maakt de moeder gebruik. Het joch drijft in zijn mandje richting de badplaats van de dochter van Farao, die ook niet met een naam wordt aangeduid, terwijl ‘het zusje’ van het jongetje vanaf de kant een oogje in het zeil houdt. Dat leidt tot één van de grappigste scenes in de hele bijbel: de prinses wil het jongetje redden, maar heeft daarvoor een min nodig. Dan suggereert het zusje een vrouw te vinden, wat natuurlijk lukt, waardoor het jongetje kan opgroeien bij zijn eigen familie, die daarvoor door het koninklijk hof nog betaald wordt ook.

Als hij is opgegroeid, moet hij terug naar het hof en daar lijkt hij pas een naam te krijgen: Mozes, ‘want ik heb hem uit het water gehaald’, aldus de prinses. De naam Mozes wordt hier afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord masjah, ‘uittrekken’. Maar een Egyptische prinses spreekt natuurlijk geen Hebreeuws en bovendien is ‘Mozes’ hartstikke Egyptisch. Het betekent ‘zoon van’ en is een standaard onderdeel van Egyptische namen: Toetmozes, zoon van Toth, de god met de ibiskop, of Ramozes (Ramses), de zoon van de zonnegod bijvoorbeeld. Mozes heet alleen maar Mozes en de vraag is waar hij dan precies de zoon van is.

Dat blijkt uit de moord in het vervolg van het verhaal. Mozes – inmiddels volwassen – kiest in een vechtpartij tussen een Egyptenaar en een Hebreeër partij en doodt de Egyptenaar. Maar als hij later tussenbeide wil komen tussen twee vechtende Hebreeërs, poeieren die hem af: wie denkt hij wel dat hij is? Bovendien blijkt de moord op de Egyptenaar bekend en is Mozes genoodzaakt te vluchten. Mozes is de zoon van niemand.

Hij komt terecht in Midjan – ergens in noordwest Arabië. Wanneer hij bij een waterput zit, treft hij de zeven nameloze dochters van de lokale priester bij het drenken van hun vee. Andere herders jagen hen weg en Mozes grijpt in ten gunste van de dames die, nogal atypisch voor het Midden Oosten, verzuimen hun redder uit te nodigen. Eenmaal thuis worden ze door hun vader teruggestuurd om Mozes alsnog te halen. Die vader is de eerste in het verhaal die een naam heeft: Reüel – overal elders in de bijbel heet hij Yethro. Reüel laat er geen gras over groeien: hij huwelijkt zijn dochter Sippora aan Mozes uit, die zo een thuis vindt: tussen wat ze in Egypte barbaarse bedoeïenen noemden.

Mozes redt zo ook de familie van Reüel, want met zeven dochters handhaaf je je claims op grasland, vee en waterputten niet, zoals wel bleek uit het verhaal van de vreemde herders. Het is Mozes’ eerste bevrijdingsklus. Aan de volgende moest wat meer overtuigingskracht worden besteed.

Tot aan Reüel spelen uitsluitend naamlozen een rol in het verhaal van Mozes: één man die hem naar het leven staat en dertien vrouwen: twee vroedvrouwen, Mozes’ moeder en zus, de dochter van farao en haar slavin en de zeven dochters van Reüel. De schrijver die Exodus begon met de woorden ‘Dit zijn de namen…’ moet dat geweten hebben.

Reacties (2)

#1 Lunarts

Ik mis de youtube link,verder een mooi verhaal.

  • Volgende discussie
#2 Andreas

Met plezier gelezen. Dank.

p.s. Mijn oog viel wel op naamloos/nameloos. Naamloos = ‘zonder naam’. Nameloos is ‘erg’. Zie: http://taaltelefoon.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=4183

  • Vorige discussie