COLUMN - De kop van het Zeeburgereiland gaat bebouwd worden en krijgt een nieuwe woonwijk: de Sluisbuurt. De precieze plannen worden deze lente door de gemeente vastgesteld. Er ligt een prestigieus ontwerp klaar met veel hoogbouw: bijna dertig torens, waarvan liefst vijf hoger dan honderd meter. Amsterdam de lucht in, mee met de vaart der volkeren!

Het is een bloedeloos plan. ‘Metropolitaans!’, zo prees bedenker Burton Hamfelt zijn eigen ontwerp aan, maar het is niets dan grootheidswaan. Doen als of we een miniatuurversie van Manhattan zijn, zoiets.

Afgelopen zaterdag zette Het Parool de schijnwerpers op een ongevraagd alternatief van Sjoerd Soeters, die eerder al de ontwikkeling van het Java-eiland bestierde en later Holland Park in Diemen afleverde. Soeters plan levert evenveel woningen, die evenwel minder navrant in de lucht priemen. Zijn wijk heeft een menselijker maat en oogt veel groener. Niks metropool, gewoon een lekker stadsdeel. Fijntjes wees de krant erop dat wolkenkrabbers voorts extreem duur zijn, zowel in aanleg als in onderhoud.

Als Amsterdam echt modern wil wezen, kiest de stad voor een radicaal andere benadering. Het hoeft evenmin popperig te zijn à la Soeters, hoewel zijn ontwerp verre te prefereren valt boven dat van Hamfelt. Bouw een groene, duurzame, innovatieve wijk: een verrassend stadsdeel, iets dat totaal afwijkt van alles wat we nu kennen in de stad.

Denk aan de Italiaanse architect Stefano Boeri, die overal flats bouwt met verticale bossen en planten erlangs: zijn torens in China, Milaan en Lausanne winnen om de haverklap prijzen, helpen CO2 te absorberen, produceren schone lucht, en beperken het energieverbruik in de woningen. En, niet onbelangrijk: ze zijn een lust voor het oog.

Denk vooral aan Bjarke Ingels, de Kopenhaagse architect die binnenkort in Amsterdam het Sluishuis gaat bouwen: een ingenieus, open gebouw dat aan de waterkant oogt als een grote opengesperde haaienbek waardoor bootjes naar binnen kunnen varen, aan de stadszijde twee armen vol woningen in een welvende, organische vorm heeft, met binnenin een ruim plein dat ruimte biedt aan horeca en bedrijfjes.

Ingels stond centraal in een aflevering van de recente Netflixserie over ontwerpers uit allerlei disciplines, ‘Abstract’. Zijn gebouwen zijn overrompelend mooi: je wordt op slag verliefd. Hij schept een waterval van licht, ruimte, en groen. Overal zijn intieme hoekjes en pleisterplaatsen, alles nodigt uit tot activiteit en gemeenschapszin; het zijn gebouwen die je compleet verrassen maar waar je subiet in zou willen wonen.

Zijn filosofie: hij wil verleiden. Duurzaamheid wordt volgens Ingels meestal te calvinistisch ingevuld: een oefening in ontzeggen. Hij stelt daar zijn ‘hedonistische’ duurzaamheid tegenover. En man, wat een feest is dat. De wolkenkrabbers van Hamfelt verschrompelen daarnaast tot gedateerd en protserig modernisme. Mogen we meer Ingels?

Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.

Reacties (1)

#1 roland

Alleen bouwen voor de rijken te bouwen, de enigen die deze buitennissige panden kunnen betalen. Geen duurzame aanwinst, maar dat zal ook wel niet bedoeld worden.