Meldcode helpt zorgvuldig handelen

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een gastbijdrage van Marie-José van Hoof en Linda Vogtländer, beide van de werkgroep trauma- en kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Het stuk is overgenomen van Sociale Vraagstukken.

Het verplicht toepassen van een meldcode huiselijk geweld of kindermishandeling is nog iets anders dan het invoeren van een meldplicht. Voor het bieden van goede hulp volstaat het stappenplan van de meldcode. Het is overbodig om alle vermoedens van mishandeling te melden.

Onlangs heeft de rechtszaak Riagg Rijnmond versus de gemeente Rotterdam gediend en vond in verband hiermee op deze site een debat plaats. Wat mij als professional in de gezondheidszorg opvalt bij lezing van deze artikelen is de grote verwarring die is ontstaan, zowel over de inhoud van de meldcode als over en het verschil tussen een meldcode versus een meldplicht. Appels, peren en citroenen worden geregeld voor hetzelfde fruit aangezien.

Bij de recente bespreking van de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen in de Tweede Kamer heeft deze zich onder andere uitgesproken voor verplichte toepassing van de meldcode kindermishandeling, maar de door de Onderzoeksraad en motie Dille/Van der Burg voorgestane meldplicht heeft het gelukkig niet gehaald. Dit mede dankzij een flinke lobby vanuit het veld van gezondheidsprofessionals.

Slechts melden als het niet anders kan
Een meldplicht zou hebben betekend dat zodra een hulpverlener een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld heeft, hij of zij deze direct bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) zou moeten melden. Daarmee zou verificatie of op een andere manier misbruik of geweld stoppen minder belangrijk zijn geworden dan melding en strafrechtelijke vervolging. Wat dit voor consequenties zou hebben gehad, kan gezien worden in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Israël waar men binnen 48 uur een vermoeden, hoe grijs ook, van kindermishandeling verplicht is te melden als beroepskracht. Dit nalaten levert strafrechtelijke gevolgen op voor de professional, variërend van een boete tot een gevangenisstraf (Israël), ook voor hen met een medisch beroepsgeheim zoals artsen.

Verplichte toepassing van een meldcode houdt in dat men het bijbehorende stappenplan nauwgezet doorloopt en juist niet over één nacht ijs gaat. Tenzij het ijs evident flinterdun is, met grote wakken, en een acuut dreigend gevaar van onomkeerbare schade door kindermishandeling of huiselijk geweld. Het stappenplan van een meldcode gaat uit van een inspanningsverplichting en voorziet in het stapsgewijs verzamelen van informatie, het vragen van advies of anonieme consultatie bij de vertrouwensarts van het AMK, het zorgvuldig documenteren van alle bevindingen, het bespreekbaar maken van het vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld met de betrokkenen, het vragen om intercollegiaal advies, het bepalen van de mate van en het soort gevaar en het monitoren van de hulp.

Vaak kan deze hulp zonder inmenging van het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming, dus zonder melding, worden gegeven door de betrokken professionals of met inschakeling van andere instellingen in het veld, bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg of juist de GGZ. Reden mede waarom het aantal meldingen bij het AMK niet automatisch hoeft toe te nemen bij verplichte toepassing van een meldcode. En als ketensamenwerking tussen diverse instanties daadwerkelijk van de grond zou komen, zou dit op termijn  wel eens minder meldingen bij het AMK tot gevolg kunnen hebben. Er zijn namelijk legio alternatieve mogelijkheden en creatieve oplossingen te bedenken voor het in veiligheid brengen van de kinderen en het duurzaam stoppen van huiselijke geweld of kindermishandeling. Hieraan zal om te beginnen altijd een empathisch en oplossingsgericht gesprek met betrokken ouders zelf voorafgaan. Als dat een zo groot verwacht gevaar oplevert voor één of meer van de betrokkenen dat gevreesd moet worden voor ernstige mishandeling of levens, kan men uiteraard niet anders dan politie of de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen. Ook kan de veiligheid van betrokkenen verhoogd worden door het sociale netwerk in te schakelen of dit bij gebrek eraan te creëren en zo meer ogen op te laten letten, liefst met instemming van betrokkenen.

Geheimhoudingsplicht mag veiligheid kind niet in de weg staan
Kernvraag bij dit alles is hoe een meldcode en melding bij de autoriteiten zich verhoudt tot het medische beroepsgeheim of zwijgplicht anderszins. Vooropgesteld moet worden dat het medisch beroepsgeheim in elk geval van niet te onderschatten groot belang is voor iedere burger, zeker wanneer hij medische hulp zoekt of nodig heeft. Het medisch beroepsgeheim waarborgt immers dat men onbekommerd zijn verhaal kan vertellen bij een medische professional, zonder bang te hoeven zijn dat deze informatie zich tegen hem keert. Uiteraard is ook een medicus, net als iedere burger, gehouden om bij direct gevaar voor de persoon zelf of anderen zich ervan te vergewissen dat de juiste maatregelen genomen worden om dit acute gevaar te keren. Of dat nu de opname betekent van diegene in een psychiatrische kliniek of het informeren van de politie.

Als een medicus zijn medisch beroepsgeheim hanteert en tegelijkertijd  zorgvuldig de meldcode huiselijk geweld of kindermishandeling volgt, wordt het mogelijk zijn beroepsgeheim selectief te doorbreken als hij de veiligheid en het ontwikkelingsperspectief van alle gezinsleden in ogenschouw neemt vanuit een meervoudig onpartijdig perspectief. Dit is namelijk de paradigmaverschuiving die de meldcode introduceert: de verantwoordelijkheid is hiermee verschoven van de primaire zorgplicht voor de patiënt naar een meervoudige zorgplicht waarbij de hulpverlener tevens de professionele verantwoordelijkheid en opdracht krijgt om het belang van huisgenoten – waaronder ook en misschien wel met name de kinderen –  voorop te stellen wanneer het ’recht op veiligheid’ geschonden wordt.

Daarbij is een systemische visie en wederom het invoelend en oplossingsgericht praten met betrokkenen zelf essentieel, en ook meteen datgene waar het nu vaak aan ontbreekt. Het zou geweldig zijn als professionals inderdaad ‘evenwichtkunstenaars in een arena van morele waarden werden’ zoals Frissen en Karsten dit zo mooi formuleerden.

Marie-José van Hoof is kinder- en jeugdpsychiater en orthopedagoge en voorzitter van de werkgroep trauma- en kindermishandeling van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Linda Vogtländer is forensisch kinder- en jeugdpsychiater en lid van deze werkgroep.

Reacties zijn uitgeschakeld