Liefde en orientalisme

Foto: copyright ok. Gecheckt 17-03-2022

Twee weeskinderen, het meisje Dodala en de jongen Zam, groeien op in een schip, dat ergens middenin de woestijn ligt. Om in leven te blijven, haalt hij water en verleent zij, in ruil voor voedsel, seksuele diensten aan karavaanreizigers. Uiteraard raken ze elkaar kwijt, zoeken ze elkaar, en hebben ze elkaar tegen het einde gevonden. Habibi, de vorig jaar verschenen graphic novel van Craig Thompson, is een smartlap.

En toch. Het lijvige boek blijft boeien doordat het in feite niet gaat over de twee weeskinderen. Thompson gebruikt hun avonturen slechts om de lezer mee te nemen door de islamitische wereld, waarvan we zo’n beetje alle aspecten te zien krijgen: getekende versies van legendes en volksverhalen, de poëzie van Rumi, de folklore van de islamitische kalligrafen. De paleizen die we bezoeken illustreren de architectuur van het Nabije Oosten, sommige pagina’s zijn opgemaakt als oosterse tapijten. We zien echter ook de moderne Derde Wereld-steden, waar klaplopers profiteren van de goedgeefsheid van de enige bewoner die zo handig was een waterzuiveringsapparaat te bouwen.

Pagina, opgemaakt als tapijt

Die bewoner heet Noach, en de Zondvloed die zijn leven beheerst, is het afval van een enorme stad, waarin de bewoners dreigen te verdrinken. Het is een van de mooie manieren waarmee Thompson een oud verhaal zó ombuigt dat het weer modern en actueel is. Zo blijft de lezer, ondanks het larmoyante karakter van het verhaal, wel bij de les.

Volksvertellingen, folklore, legendes: steeds opnieuw onderbreekt Thompson zijn verhaal om ernaar te verwijzen. Soms moderniseert hij ze, een andere keer vertelt het meisje ze aan de jongen, een derde keer wordt de extra stof gepresenteerd als een soort parallel, die dan het eigenlijke verhaal voorziet van een contrapunt. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval met het verhaal van Mohammeds nachtreis, dat parallel loopt met Dodola’s avonturen in de koninklijke harem: Mohammeds steeds grotere spirituele extase en ‘s sultans meer lichamelijke genot contrasteren wrang met de toenemende vernedering van de jonge vrouw (die gelukkig niet in beeld wordt gebracht).

Habibi is zo een boeiende mix van verhalen – maar de keuze is geen toevallige. Ook al zijn het zonder uitzondering islamitische verhalen, ze komen de westerse lezer vertrouwd voor: de westerse (joods-christelijke) en de islamitische traditie is immers een gedeelde. Thompson maakt dit expliciet bij het vertellen van het verhaal van het offer van Abraham, waar hij wijst op de verschillen tussen de twee tradities, die hij uiteindelijk beide terzijde schuift omdat de ontknoping dezelfde is: God weigert het offer.

Het is bovendien in verhalen dat wij onze menselijkheid vinden: het verschil tussen mensen en dieren is dat wij commentaar op elkaars handelen kunnen geven, het kunnen prijzen, erom kunnen lachen, het kunnen bekritiseren, erover kunnen liegen – kortom, breed geformuleerd, er verhalen over vertellen. De naaste parallel voor Habibi is, opmerkelijk genoeg, de thematiek van Salman Rushdie’s vroege werk, waarin het steeds gaat om de wijze waarop verhalen de werkelijkheid definiëren – het bekendst in The Satanic Verses en het mooist in Haroun and the Sea of Stories.

Die overeenkomst gaat verder: Thompson en Rushdie schetsen beide een Midden-Oosten dat niet bestaat. Zoals het Alifbay van Haroun is samengesteld uit beelden van Pakistan, India en Duizend-en-een-nacht, zo is het Wanatolia van Dodola en Cham ook een conglomeraat. De kinderhuwelijken van Afghanistan, de woestijn van Arabië, het Topkapi-paleis van Istanbul en de slums van Karachi zijn samengevoegd met allerlei oosterse sprookjesmotieven: een sultan, eunuchen en een harem bijvoorbeeld (die weer een verwijzing bevat naar Ingres’ Turks Bad). Beide auteurs evoceren zo een enorme culturele variatie, maar vallen ook ten prooi aan de oriëntaliserende mythe dat er zoiets zou zijn als Het Oosten.

Ik wil niet negatief eindigen, daarvoor zijn de twee personages me te dierbaar geworden. Zonder al te veel van de plot weg te geven, kan ik zeggen dat de liefde tussen Dodola en Zam aan het einde onverminderd en oprecht is, maar tegelijk fysiek onmogelijk, juist doordat ze in het voorafgaande alles voor elkaar hebben opgegeven. Thompson weet die allesverzengende liefde in de magistrale climax te verbinden met zowel de islamitische mystica Rabia van Basra als de christelijke mysticus Dante. Ik had de laatste pagina in de winkel al gezien, maar toen ik het einde bereikte, stokte de adem me werkelijk in de keel.

Reacties (2)

#1 HansR

Kan dit niet als feuilleton op Sargasso worden gepubliceerd ipv die cartoons? Een pagina per keer of een plaatje per dag of zoiets. Doe die man eens een aanbieding die hij niet kan weigeren.

Tot zover is dit verhaal trouwens een recensie en ik mis die tag.

  • Volgende discussie