Feit of fabel: MBO-opleidingen

Serie:

ACHTERGROND - Jet Bussemaker (PvdA) zei vorige week in Jinek op Zondag: ‘Wat ik wel zie is dat er opleidingen zijn die geen werk bieden of te weinig, waar veel studenten werkloos worden (…) werkloosheidspercentages van rond de 20% in grafische vormgeving, detailhandel, dierverzorging, terwijl we aan de andere kant sectoren hebben waar men zit te springen om mensen met vakkennis, en dus om mbo’ers.  (…) tegelijkertijd constateer ik dat we een enorm versplinterd aantal opleidingen hebben, we hebben 8100 mbo-opleidingen in Nederland.’ 


Dat is een…

 

Werkloosheidspercentage van rond de 20% bij de opleiding dierverzorging. Klopt dit?

Dat ligt eraan wie je betrouwbaarder acht, het ROA, dat is het onderzoeksinstituut naar opleiding en de arbeidsmarkt van de Universiteit van Maastricht of de AOC-raad. Dat is de koepelorganisatie voor agrarische MBO-opleidingen.

Minister Bussemaker baseert zich op de publicatie ‘Arbeidsmarktrelevantie van grote MBO-opleidingen‘ van het ROA. Uit dit onderzoek blijkt dat onder de mensen die de opleiding ‘vakbekwaam medewerker dierverzorging’ hebben afgerond het werkloosheidspercentage 22% is.

De AOC-raad stelt echter vraagtekens bij dit onderzoek van het ROA. Volgens de AOC-raad zijn er maar vijftig respondenten geïnterviewd en is dit is volgens hun te weinig om een representatief beeld te schetsen. Ook verwijst de AOC-raad naar andere onderzoeken waaruit zou blijken dat het werkloosheidspercentage lager ligt.

Wij hebben uiteraard geprobeerd de claim van de AOC-raad te controleren, maar de data achter het onderzoek is niet openbaar. We zijn bezig deze op te vragen. De CDA-Kamerleden Michel Rog en Jaco Geurts hebben Minister Bussemaker via Kamervragen om opheldering gevraagd.

Overigens gaan de cijfers van het ROA over zeer specifieke opleidingen, het werkloosheidspercentage voor de opleiding ‘dierverzorger recreatiedieren’ is bijvoorbeeld 10%.

8100 MBO-opleidingen in Nederland. Zijn het er echt zo veel?

Dat hangt af van welke definitie je gebruikt. Het aantal MBO-opleidingen wordt bijgehouden door het Centraal register beroepsopleidingen, kortweg Crebo. Het Crebo noemt beroepsopleidingen ‘kwalificaties’, in totaal zijn er 675 van dit soort kwalificaties, 675 beroepsopleidingen dus. Een stuk minder dan de 8100 van Bussemaker.

Dit verschil komt door het wel of niet meetellen van de ‘deelkwalificatie‘. De kwalificatie is de naam van een opleiding, bijvoorbeeld ‘medewerker inkoop’. Deze opleiding wordt vervolgens gecombineerd met een ‘deelkwalificatie’, bijvoorbeeld ‘engels’ of ‘voorraadbeheer’. Voor de kwalificatie ‘medewerker inkoop´ bestaan er 15 van dit soort deelkwalificaties. In de 8100 van Bussemaker wordt iedere combinatie tussen een kwalificatie en een deelkwalificatie als een unieke opleiding gezien.

Er wordt vaak gesteld dat weinig MBO-studenten een technische studie volgen, klopt dit?

Het Centraal Bureau voor de Statistiek verzamelt hier gegevens over. 20% van alle mbo-studenten volgt een opleiding in de categorie ‘techniek, industrie en bouw’, alleen de sector ‘gezondheidszorg en welzijn’ is populairder, 24% van alle studenten volgen een opleiding in deze categorie.

Opvallend is dat er redelijk grote regionale verschillen bestaan. Buiten de Randstad, met name in Zeeland en Noord-Brabant. Ligt het percentage studenten dat een technische studie volgt boven de 20%, in de grote steden ligt dit percentage onder de 20.

Minister Bussemaker zegt ook dat de jeugdwerkloosheid vooral hoog onder MBO’ers. Klopt die bewering?

Dat valt erg mee, het CBS splitst de jeugdwerkloosheidheidscijfers ook uit naar naar afgeronde opleiding.

Kijken we dan naar de laatste jaren dan licht het werkloosheidspercentage van mensen met een afgeronde mbo-opleiding altijd iets onder het landelijk gemiddelde. Sterker nog, in 2011 lag het werkloosheidspercentage van mensen tussen de 15 en 25 met een afgeronde mbo 4 opleiding lager dan dat van mensen met een afgeronde wo-opleiding.

Bronnen
ROA: Arbeidsmarktrelevantie van grote MBO-opleidingen (pdf)
AOC-raad: Bussemaker geeft verkeerd beeld over opleiding dierverzorging 
Eva Jinek op Zondag 5 mei
CBS: Jaarboek onderwijs in cijfers – 2012 (pdf) 
CBS Statline: Beroepsbevolking; behaalde onderwijs naar herkomst geslacht en leeftijd
Rijksoverheid: Kamerbrief over macrodoelmatigheid mbo 
DUO: Crebo-opleidingen

Via The Fact Club.

Reacties (5)

#1 kevin

Kijken we dan naar de laatste jaren dan licht het werkloosheidspercentage van mensen met een afgeronde mbo-opleiding altijd iets onder het landelijk gemiddelde.

Aaargh!

  • Volgende discussie
#2 roland

“… redelijk grote regionale verschillen .. met name in Zeeland en Noord-Brabant ligt het percentage studenten dat een technische studie volgt boven de 20%, in de grote steden onder de 20%”

21% en 19% of 30% 30% en 10%?
Even mistig als de minister, dat ondergraaft de nadruk op heldere feiten

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Stefan

@1, oei erg pijnlijk. Als het goed is past de red van sargasso het aan.

@2, goede opmerking, dit staat op pagina’s 92 en 93 van het cbs rapport: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/3036B4E1-A671-4C9E-95BF-90C0493B4CD9/0/2012f162pub.pdf Gaat om 24% vs 16%.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Vast Goed

Wanneer je de data in een lijngrafiekje zet (geeft veel duidelijker beeld, ik kan mijn grafiekje helaas niet inplakken), gesorteerd naar gemiddelde, zie je juist dat MBO 2 en 3 en MBO 4 over de jaren heen het laagste gemiddelde hebben: ca 6,2%. En dat (uitgezonderd basisonderwijs als hoogste opleiding) WO het hoogste perc heeft: 12,1%.
De bewering van Bussemaker valt dus niet erg mee, ze is volstrekt onjuist.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 MrOoijer (Jan van Rongen)

Aardige grafiek die laatste, maar met deze cijfers zelf kom je niet ver. Ze zijn nl. eigenlijk niet onderling te vergelijken.

Opmerkingen:

(a) Een puntje bij Statline betekent niet 0%, maar onbekend. Diverse gegevens zijn dus onbekend. Dat komt omdat deze gegevens uit een enquete komen en men soms – om voor mij niet verklaarbare redenen – niet hetzelfde doet als het jaar er voor.
(b) De categorie 15-25 betekent 15 t/m 24 jaar. Voor het 16e jaar betreden weinigen de arbeidsmarkt, dus de feitelijke leeftijdsgroepen zijn nog kleiner.
(c) Daarom gaat het niet om het feitelijke percentage alleen, maar ook om hoe lang iemand werkloos is. Iemand met een master begint (pakweg) te werken op zijn 23e, als het gemiddeld 3 maanden kost om een baan te vinden is het percentage werkloos 1 van 8 kwartalen = 12.5%;
(d) als we een groep hebben waarin de meesten al op hun 16e gaan werken, dan is een gemiddelde werkloosheid van 1 jaar voor het vinden van een baan een werkloosheid van 1/9 ofwel 11,1%.

Al je de jeugdwerkloosheid anders definieert, nl. als (één minus) de kans om een baan te vinden, gegeven de vooropleiding, dan heeft Bussemaker helemaal gelijk, en de Fact Club niet.

  • Vorige discussie