Een andere kijk op het hoger onderwijs

Foto: IISG (cc)

OPINIE - Ook studentenbonden hebben hun achterban vandaag opgeroepen voor een landelijke staking en demonstratie in Den Haag. Maar zijn de problemen in het hoger onderwijs eigenlijk wel vergelijkbaar met die in de rest van de Nederlandse onderwijssector? Hein Vrolijk vindt dat meer geld voor het hoger onderwijs niet de beste oplossing is.

Natuurlijk weten ook de universiteiten en hogescholen wel raad met het extra geld dat de regering ongetwijfeld zal vrijmaken, de snelste manier  – vooral met het oog op de naderende verkiezingen – om de ontevredenheid in het onderwijsveld enigszins weg te nemen. Maar meer geld is niet beste oplossing. Alleen al omdat zij helemaal geen financiële problemen kennen, mede dankzij de instroom van buitenlandse studenten (zoals hier valt te lezen). Die enorme instroom heeft wel gezorgd tot een toenemende werkdruk maar om minimaal twee redenen leidt meer geld niet tot minder werkdruk.

Meer geld werkt averechts

Om te beginnen heeft niemand de universiteiten gedwongen om meer studenten uit het buitenland te accepteren. Integendeel, zij hebben zelf driftig geïnvesteerd in deze nieuwe inkomstenbron – waardoor hun overhead-kosten behoorlijk zijn gestegen. Wel moet worden gezegd dat zij vanuit de politiek zijn opgezadeld met allerlei perverse prikkels die schaalvergroting zo aantrekkelijk maken.

De hoogte van hun Rijksbijdrage is namelijk grotendeels gebaseerd op het aantal studenten die zijn ingeschreven voor de officiële studieduur: meestal drie jaar voor de bachelors en één jaar voor de masters. Bovendien worden ze beloond naar “het aantal voltooide bachelors en masters, waarvoor een diploma is verleend”, zeker om te vermijden dat luie of domme studenten zonder diploma de universiteit verlaten. Er is dus een dubbele prikkel om zoveel mogelijk studenten aan te trekken en vervolgens zo snel mogelijk naar de eindstreep te brengen, evt. met een genade-zesje voor de scriptie.

Een tweede reden waarom in het hoger onderwijs meer geld niet de oplossing is: het gaat naar alle waarschijnlijkheid naar activiteiten die de werkdruk juist groter maken. Bij de hogescholen wordt het geld vermoedelijk besteed aan extra stafmedewerkers en managers die onder het mom van onderwijsverbetering de docenten opzadelen met nog meer richtlijnen, evaluaties en andere onderwijskundige rimram, zoals de ervaring bij de Hanze-hogeschool leert. Universiteiten besteden het extra geld eerder aan meer onderzoek, bijvoorbeeld door tijdelijke onderwijskrachten de gelegenheid te geven eveneens onderzoek te verrichten. Want de eenheid van onderwijs en onderzoek is de heilige koe van de Nederlandse universitaire gemeenschap. Die echter tevens voor extra werkdruk zorgt. Want in de huidige beloningsstructuur zorgt niet het onderwijs maar het onderzoek voor de meeste overspannen medewerkers. Publiceren in de meest prestigieuze tijdschriften is immers vaak de enige manier om een vaste aanstelling te krijgen.

Kijk je alleen naar het onderwijs, dan hebben universitaire docenten het heel wat makkelijker dan de rest van het onderwijsveld. Bij een universitaire onderwijsaanstelling telt elk contactuur meestal voor vier tot vijf klokuren, te besteden aan voorbereiding van het onderwijs en aan tentamens maken en nakijken. In het hbo is deze verhouding eerder 1:2. Terwijl je in het voortgezet en basisonderwijs 25 contacturen moet draaien voor een fulltime baan.

Ook in een ander opzicht hebben universitaire docenten en hoogleraren geen reden tot klagen. Geef je slecht les op het voorgezet onderwijs, dan gaan de leerlingen zitten klieren. Als je daarop niet goed reageert, wordt je binnen de kortste keren weggepest. Heeft een hoogleraar te weinig onderwijskundige capaciteiten, dan blijven de studenten gewoon weg van de colleges. Of kijken ze wat vaker op hun smartphone als ze om pragmatische redenen toch naar college blijven komen.

Laat honderd University Colleges bloeien

Wil je minder werkdruk en een grondige verbetering van het universitaire onderwijs, dan is de enige oplossing om niet de (publicerende) onderzoekers maar de docenten het heft in handen te geven; door onderzoek en onderwijs organisatorisch van elkaar te scheiden. Wat al is gerealiseerd bij de University Colleges, waar de staf zich alleen bezighoudt met onderwijs en onderwijsgebonden onderzoek, en het onderwijs kleinschalig, intensief en interdisciplinair is. Waar de docenten geen last lijken te hebben van overmatige werkdruk. En waar de studenten dik tevreden zijn: de Colleges krijgen een veel hogere score in de Keuzegids Universiteiten dan de overige universitaire opleidingen.

Probleem is wel dat er veel te weinig zijn. De tien University Colleges die Nederland momenteel telt, zijn allemaal ondergebracht bij gevestigde universiteiten en hogescholen. Met andere wet- en regelgeving kunnen ze heel goed onder de vleugels van nieuwe organisaties floreren. Steeds meer voorbeelden, zoals thuiszorgorganisatie Buurtzorg en de Zweedse Handelsbanken, laten immers zien dat zelfsturende teams heel weinig overhead nodig hebben.

Ook op andere fronten is er ruimte voor diversiteit. Niet iedere College hoeft, zoals nu het geval is, Engelstalig te zijn, wonen op de campus verplicht te stellen, of zich te beperken tot de liberal arts and sciences. Bij economie, bedrijfskunde, psychologie en andere massastudies kunnen kleinschalige Colleges eveneens voor een vruchtbare omslag zorgen. Stimuleer dat iedere universiteitsstad minimaal twee Colleges krijgt. Meer wedijver maakt innovatief, zolang er niet wordt geconcurreerd op kwantiteit, zoals bij de huidige universiteiten en hogescholen het geval is, maar op onderwijskwaliteit. Dit kan worden gestimuleerd door de Rijksbijdrage degressief te maken: het bedrag per student wordt lager naarmate een instelling minder studenten telt, zoals ik hier voorstel.

Groeiende tweedeling

Maar er moet veel meer gebeuren in het hoger onderwijs. In de naoorlogse jaren zorgden studiebeurzen en lage collegegelden voor een flinke toename van de sociale mobiliteit in het hoger onderwijs, zoals een stijgend ‘marktaandeel’ van studenten uit de arbeidersklasse. Hoewel goed onderzoek op dit terrein helaas ontbreekt, lijkt het erop dat in de afgelopen decennia die sociale mobiliteit eerder is gedaald dan gestegen. En dat er in Nederland sprake is van een groeiende tweedeling. Aan de ene kant zijn er de ouders die tot de middenklasse gerekend kunnen worden (vanwege hun inkomen of gezien hun vooropleiding – denk aan de hoogopgeleide bijstandsmoeders): zij sparen kosten noch moeite om hun kinderen in het hoger onderwijs te krijgen. Desnoods naar de kunstacademie als zoon- of dochterlief creatief is aangelegd. Aan de andere kant heb je de gemiddelde PVV-stemmer die het hoger onderwijs als een speeltuin voor de elite ziet, en dus niet geschikt voor hun kinderen.

De invoering van het huidige ‘sociale leenstelsel’ heeft deze tweedeling nog versterkt. Want de praktijk is dat vooral rijkeluiskinderen maximaal lenen (bij een rente van 0,0% of ietsje meer) – om meer te feesten, om te speculeren op de beurs of met bitcoins, of alvast te sparen voor een eigen huis. Later kunnen ze die schulden met gemak terugbetalen, dankzij een goedbetaalde baan en rijke ouders die alleen al om fiscale redenen hen graag wat toeschuiven. Studenten uit armere milieus weten maar al te goed dat je zonder rijke ouders je hele leven last kunt hebben van torenhoge schulden, en nemen dus minder gauw de stap om te gaan studeren. En zeker niet bij een University College waar het collegegeld twee keer zo hoog is als bij de ‘gewone’ universitaire opleidingen.

Deze tweedeling krijg je niet weg door de voorgenomen renteverhoging op studieleningen ongedaan te maken, zoals D66-jongeren willen – tot grote vreugde van de maximaal lenende rijkeluiskinderen en hun ouders. Evenmin is het voldoende om de terugkeer van de basisbeurs te eisen zoals de linkse partijen willen. Want dat is eveneens een cadeautje voor de middenklasse en daarboven. Zolang de armere milieus hun kinderen niet naar het hoger onderwijs (kunnen) sturen, profiteren zij niet van de overheidssubsidie in de vorm van lage collegegelden en goedkope leningen. Een subsidie die zij trouwens wél grotendeels meebetalen. Want hun inkomensbron (arbeid of uitkering) heeft een hogere belasting- en premiedruk dan een belangrijke bron van inkomsten voor de rijken: vrijwel onbelaste vermogenswinst, in de vorm van stijgende aandelenkoersen en huizenprijzen.

Geef beurzen aan achterstandsgroepen

“Cut tuition fees and you shut the door to poor students”. Deze titel van een opiniestuk van Anne-Marie Cunning in The Guardian zal bij de doorsnee progressief in Nederland behoorlijk wat verwarring wekken: hoe kan het verlagen van het collegegeld nadelig zijn voor armere studenten? Gratis onderwijs is immers altijd een belangrijk programmapunt geweest voor de socialistische beweging. Een principe dat inmiddels maatschappij-breed wordt gedeeld, zeker als het gaat om basis- en voortgezet onderwijs. Financiële drempels horen niet thuis bij een publiek onderwijsaanbod en een wettelijke leerplicht. Maar moet dit principe ook gelden voor het hoger onderwijs?

Natuurlijk wel, zeggen van oudsher de linkse partijen. Ook arbeiderskinderen moeten zonder financiële zorgen aan een universiteit of hogeschool kunnen studeren. Politieke partijen die vechten voor de emancipatie van arbeidersklasse – zoals vroeger de CPN en tegenwoordig de SP – zijn daarom altijd de grote initiator (geweest) bij demonstraties voor hogere studiebeurzen en lagere collegegelden. In Engeland is het vooral Labour die voor afschaffing van het collegegeld pleit.

Volgens Cunning, bij het King’s College London verantwoordelijk voor sociale mobiliteit, werkt dit Labour-voorstel contraproductief. Zij wijst erop dat in 2012 de Engelse regering van David Cameron niet alleen het collegegeld verhoogde (naar 9000 pond) maar tevens een fonds van 800 miljoen creëerde om programma’s en beurzen voor studenten uit armere milieus en minderheden te financieren. Bij haar universiteit heeft dit ertoe geleid dat 77% van de studenten uit het publiek onderwijs afkomstig is (en dus niet uit de dure privé-scholen), en 52% tot etnische minderheden behoort. Jammer dat zij niet vermeldt welke vooruitgang sinds 2012 is geboekt.

Je kunt de hoogte van de bedragen ter discussie stellen maar het principe is simpel en aantrekkelijk: laat iedereen een behoorlijk collegegeld betalen en gebruik deze inkomstenbron om beurzen te geven aan studenten die wél de capaciteiten hebben om te studeren maar niet de financiële middelen (bij de ouders) om hun capaciteiten te benutten. Of allerlei andere hindernissen moeten overwinnen om gebruik te maken van het hoger onderwijs. Dat geldt niet alleen voor studenten uit arme milieus maar ook voor (scholieren van) politieke vluchtelingen, arbeidsmigranten en andere kwetsbare groeperingen.

In Nederland heeft iedereen de mond vol van inclusiviteit maar dat blijven papieren woorden zolang er geen extra geld beschikbaar wordt gesteld om achterstandsgroepen te ondersteunen met beurzen en ondersteunende programma’s. Achterstand wordt alleen weggewerkt door positieve discriminatie, oftewel: ongelijke monniken, ongelijke kappen.

Voor achtergrondinformatie, zie http://eco-simpel.nl/categorie/studeren-in-de-21e-eeuw/

Hein Vrolijk is zelfstandig onderzoeker, docent en publicist

Reacties (10)

#1 analist

vrijwel onbelaste vermogenswinst, in de vorm van stijgende aandelenkoersen en huizenprijzen.

Zeker off-topic maar moet toch even reageren: inkomen uit vermogen wordt wel degelijk belast en niet zo’n beetje ook (VRM, dividend). Vermogenswinst wordt ook belast (OZB), hoewel dat eigenlijk onlogisch is: als je het niet te gelde maakt kan je er niet zoveel mee.

  • Volgende discussie
#2 KJH

Snoeien in de hoeveelheid pret-studenten is sowieso een goed idee: we hebben niet nog meer sociologen nodig, of majors in de genderfluiditeitsstudies (3x woordwaarde). Daarnaast is subsidiëren van studeren net zoiets als subsidiëren van kunst: de elite die zichzelf bedruipt. Als je arm bent, maar hard werkt en een relevante, rendabele studie volgt (iets met computers, geneeskunde of de wet, je weet wel – echte studies), waarom zou je de investering dan niet maken?

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Bismarck

@2: “genderfluiditeitsstudies”
Vertel eens, waar kun je dat studeren?

“Als je arm bent, maar hard werkt en een relevante, rendabele studie volgt (iets met computers, geneeskunde of de wet, je weet wel – echte studies), waarom zou je de investering dan niet maken?”
Iets met resultaten uit het verleden. Rechten is al lang niet meer rendabel, Geneeskunde ook voor steeds minder studenten (behalve in geval je dochter van van een dokter bent, maar dan kom je al gauw weer uit bij zelfbedruipende elite) en met “iets met computers” moet je verdomd goed oppassen wat met computers precies.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 analist

@3: denk dat jij niet echt goed zicht hebt op de arbeidsmarkt anno 2019. zoals @KJH zegt: met minder dan HBO kom je bij veel bedrijven niet eens op gesprek. niet eens om de telefoon op te nemen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Bismarck

@4: Beetje gedateerd niet (dat is nou net wat ik bedoel met resultaten uit het verleden)?

@5: Ik zou zeggen, kijk naar ons voorland. Straks kom je gewoon met universitair net zo min aan een baan, maar je hebt wel een fijne studieschuld. Het is zelfs niet eens zo recent dat afgestudeerde geneeskundestudenten al vlot een jaren in de wacht mogen om pas na hun dertigste nog ergens in opleiding komen om een echte arts te worden. En juristen, tja.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 Tony

Tja, iemand die dit over de werkdruk bij universiteiten schrijft, heeft volgens mij al een paar decennia geen universiteit van binnen gezien. Onderzoek dat voor extra werkdruk zorgt? Kom op zeg. 1 contactuur op vier voorbereidingsuren? Dat klinkt als het paradijs.

En (2 seconden op google) 6,5% van de Engelse middelbare scholieren (en dat is niet alleen VWO-niveau) gaat naar een privéschool. Als dan 77% van de studenten op Kings college niet van een privéschool komt, en ze daar trots op zijn, lijkt dat me geen reclame voor het Engelse beurzenstelsel.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 Judith

Onderwijzers op een basisschool verdienen tussen de 2300 en 3650 euro per maand netto

Docenten in het middelbaar onderwijs verdienen gemiddeld twintig procent meer. Hun eindschalen liggen na bijscholing zelfs op 5300 euro bruto per maand.

Is dat dan te weinig voor goedbetaalde baan?? Nou, dan vind ik het wel goed betaald voor een elke onderwijzer die per jaar Carnavalvakantie (1 wk), Paasvakantie (1wk), Pinkstervakantie (1wk), ellenlange zomervakantie(6wkn) , Herfstvakantie (1wk) en kerstvakantie(2 wkn) heeft ( totaal 12 weken per jaar, dwz dat ze 3 maanden per jaar vakantie hebben en ze zeuren om boven bruto 5000 euro. Bizar dat elke onderwijzer die zo snel ontevreden is om zijn/haar salaris. Niet te geloven!

Ik verdien wel ongeveer 2000 euro per maand bruto, en heb 5 weken vakantie, die altijd verdeeld moet worden voor zomervakantie en kerstvakantie. Elke feestdagen collectieve verlofdagen, de rest moet je gewoon doorwerken. Kijk vergelijken als mijn salarismaand als de basisonderwijzer die 12 weken vakantie heeft.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#9 Judith

n onderstaande infographic is te zien wat het gemiddelde netto-inkomen per maand is in zo ongeveer alle landen ter wereld.

Enkele cijfers die opvallen:

Het netto-inkomen van de Zwitsers behoort met 6.300 dollar per maand (5.823 euro) tot de hoogste ter wereld
Het verschil tussen West- en Oost-Europa is groot. In het westen schommelt het inkomen tussen 1.386 en 3.235 euro per maand. In het oosten van Europa ligt het gemiddelde onder die 1.386 euro.
In Oekraïne, Georgië, Armenië en Macedonië daalt het zelfs onder de 369 euro per maand.
In de VS is het gemiddelde netto-inkomen 3.258 dollar (3.011 euro) per maand.
In Zuid-Amerika ligt het nergens hoger dan 1.500 dollar per maand.
In veel Afrikaanse landen is het netto-maandinkomen lager dan 400 dollar.
Ook in Azië bevinden veel landen zich onder de 700 of zelfs de 400 dollar-grens.
Alleen Japan doet het met een gemiddeld inkomen tussen de 2.500 en 3.000 dollar een stuk beter, net als de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar.
De Australiërs verdienen gemiddeld meer dan 3.500 dollar per maand.
En Nederland? Met een gemiddeld netto-inkomen van 2.937 dollar (2714 euro) per maand doen we het iets beter dan Duitsland en Frankrijk en beduidend slechter dan bijvoorbeeld Denemarken.

zie link: https://www.welingelichtekringen.nl/samenleving/434335/dit-is-het-gemiddelde-maandsalaris-overal-ter-wereld.html

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#10 Ellie

Het is mij een raadsel waar de auteur zijn “4 tot 5 klokuren per contactuur” vandaan haalt. Dat is bij de universiteiten waar ik tot dusver gewerkt heb werkelijk nooit het geval geweest.

Graag zou ik ook bij vele andere beweringen bronvermelding zien, want ik heb het idee dat hier een schijnwerkelijkheid wordt opgetrokken.

  • Vorige discussie