dossier

Democratie

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Demissionair (maar niet heus)

COLUMN - Het gedrag van het kabinet wijst op maar één ding: de regering acht zichzelf niet langer demissionair en meent over zijn eigen val, en over de verkiezingen, heen te kunnen regeren. Er worden nieuwe bewindslieden aangesteld, zonder dat iemand zich afvraagt hoe je als bewindsman in een demissionaire positie kunt worden benoemd.

De verkiezingen waren vandaag op de kop af vijf maanden geleden, maar de kabinetsformatie achten de onderhandelaars kennelijk zo irrelevant dat ze gerust een maandlang vakantie dachten te kunnen nemen. Laat het land maar dobberen. Rutte regeert wel stilletjes door.

Intussen doet de regering er alles aan om de positie van de Kamer te ondergraven. Mark Rutte is demissionair premier en tevens fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer; Sigrid Kaag is vicepremier en Kamerlid voor D66, Carola Schouten is minister en Kamerlid voor de ChristenUnie; de net benoemde staatssecretarissen Steven van Weyenberg en Dennis Wiersma blijven aan als Kamerlid voor D66 respectievelijk de VVD. Hoe durf je: tot de regering toetreden, en tegelijkertijd je functie als controleur van datzelfde kabinet aanhouden.

Zelfs Kameruitspraken doen er kennelijk niet meer toe. Begin juni nam de Kamer een motie aan die het kabinet opdroeg Afghaanse tolken die voor het Nederlandse leger hadden gewerkt, versneld naar Nederland te halen. Die motie werd tweeëneenhalve maand lang genegeerd en getraineerd (‘We weten zelf niet wie voor ons heeft gewerkt’), totdat het dit weekend te laat bleek te zijn. Een kabinet dat een motie negeert die de Kamer met een grote meerderheid heeft aangenomen, is gewoonlijk een halszaak – maar nu een demissionair kabinet dat doet, komt er een Kamerdebatje na, als mosterd na de maaltijd.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Schimmige formatie

COLUMN - De Tweede Kamer onderbreekt haar zomerreces om morgen met het kabinet te debatteren over de recente ontwikkelingen in Afghanistan en over de ontwikkelingen rondom het coronavirus.

Er ontbreekt nog een belangrijk onderwerp op de agenda: de kabinetsformatie. In een brief van 11 augustus heeft PVV fractievoorzitter Wilders daar wel om gevraagd, maar een meerderheid van de Tweede Kamer wil zo’n debat pas voeren als het eindverslag van informateur Hamer op tafel ligt.

Op de website van de Tweede Kamer is de brief van Wilders niet te vinden. Wel een brief van de Kamervoorzitter aan mevrouw Hamer. De voorzitter verzoekt mevrouw Hamer “de Kamer te berichten over de stand van zaken van de kabinetsformatie en daarbij aandacht te besteden aan de planning en zo mogelijk uw verwachting van het verdere verloop van het proces.”

Waar kunnen we de stemmingsuitslag vinden waaruit blijkt dat een meerderheid pas een debat wil als het eindverslag er is? Welke meerderheid is dat?

Er is geen stemming geweest zoals we dat gewend zijn, want de Tweede Kamer is immers op reces. Dus moet dat ‘meerderheidsbesluit’ op een andere manier tot stand zijn gekomen. Mogelijk heeft de voorzitter alle fractievoorzitters gebeld (of gemaild)en de stemming gepeild.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Boeksamenvatting | Pandemocratie (Schinkel, 2021)

In april 2021 kwam het boek Pandemocratie van Willem Schinkel uit. In het boek legt Schinkel uit hoe onze economie ziektes als corona veroorzaakt en legt hij uit dat je voor de enige goede corona-aanpak de economie moet veranderen. Omdat ik het belangrijk vind dat deze boodschap door iedereen kan worden gelezen en begrepen, leg ik in dit artikel zijn argumenten uit.

Kapitalisme en neoliberalisme

Om Schinkels kritiek te begrijpen, moeten we eerst helder hebben wat de situatie is. In onze kapitalistische economie worden goederen en diensten over mensen verdeeld door de vrije markt. Iedereen moet producten of diensten kunnen maken en verkopen als er vraag naar is van andere mensen. Iemand die een stoel kan maken, kan zijn stoel verkopen aan mensen die een stoel nodig hebben, maar die niet zelf kunnen maken. Het idee van vraag en aanbod mag niet te veel regels hebben volgens het kapitalisme. Iedereen moet bijvoorbeeld een bedrijf kunnen starten en zijn stoel kunnen verkopen voor de prijs die zij willen. Op deze manier verdienen mensen hun geld dat zij dan weer kunnen gebruiken om spullen van andere mensen te kopen. Zo blijft de economie groeien, en zouden uiteindelijk zoveel mogelijk mensen een goed leven leiden. Het neoliberalisme is een vorm van kapitalisme waarin vooral de vrijheid van ieder mens als individu centraal staat. Het komt erop neer dat ieder mens verantwoordelijkheid heeft om het beste uit zijn leven te halen. Dit kwam ook vaak terug in het coronabeleid: Mark Rutte en Hugo de Jonge benadrukten vaak dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen om het coronavirus niet te laten verspreiden.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Zet de democratie haar tanden in de opleving van rechts-extremisme?

De afgelopen jaren won rechts-extremisme in een hoog tempo aan zichtbaarheid. Niet alleen in termen van geweld, maar ook in ideeën die steeds meer beklijven binnen de samenleving en politiek. Hoe verklaren we dat? Wie zijn de aanhangers en waar geloven ze in?

Utøya, Halle en Christchurch. Het zijn plekken waar de afgelopen tien jaar rechts-extremistische geweldplegers een bloedbad aanrichtten. Ze zijn onderdeel van een trend zich steeds duidelijker aftekent: een wereldwijde opleving van rechts-extremistisch geweld en bijbehorend gedachtegoed, dat steeds meer mainstream lijkt te worden.

Om deze gewelddadige dreiging te begrijpen, is het belangrijk de achtergrond ervan te onderzoeken: want waar hebben we het eigenlijk over wanneer we praten over rechts-extremisme? Wie zijn haar aanhangers en waar geloven ze in? Wanneer en waarom noemen we rechts-extremisme een probleem – en wat kunnen we ertegen doen? Tijdens ‘De terugkeer van rechts-extremisme’ zochten politicoloog prof. dr. Sarah de Lange (UvA), historicus prof. dr. Beatrice de Graaf (UU) en rechts-extremisme expert dr. Nikki Sterkenburg naar antwoorden.

Wat is rechts-extremisme?

Om de opleving van rechts-extremisme te begrijpen, is de politiek een goed beginpunt. Daar zie je namelijk dat radicaal-rechtse en extreemrechtse standpunten, door heel Europa, steeds dominanter zijn geworden binnen politieke partijen. De Lange brengt een onderscheid aan tussen radicaal- en extreemrechts. Wat ze verbindt is het geloof dat bestaande ongelijkheid, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen, wit en zwart, een natuurlijk gegeven is, dat de voorwaarde vormt voor het goed functioneren van een samenleving. Een antigelijkheidsdenken dus, waar een exclusieve definitie van de natie uit voortkomt. Pas je je niet goed aan of hang je praktijken aan die buiten de ‘normen en waarden’ van de natie vallen? Dan ben je een bedreiging.

Een belangrijk verschil tussen radicaal-rechts en extreemrechts, is dat de eerste anti-liberaal democratisch is, en dus de principes van de democratie aanhangt, terwijl de laatste antidemocratische ideeën onderschrijft. Volgens De Lange treedt er de laatste tien jaar een belangrijke verandering op: rechts-extremistische ideeën, in de vorm van samenzweringstheorieën, geweldsoproepen of antisemitische uitingen, druppelen langzaam maar zeker de radicaalrechtse partijen binnen. Een belangrijke prikkel hiervoor is dat veel gevestigde rechtse én linkse centrumpartijen radicaal-rechts gedachtegoed, oftewel wat “milder” gedachtegoed, normaliseren en zelfs overnemen. Radicaal-rechtse partijen ruiken concurrentie, en verhuizen naar het extremere. Een kettingreactie dus, waardoor de weg naar extreemrechts steeds beter geplaveid wordt. En die weg stopt niet bij de politiek, maar loopt door naar hun aanhangers in de samenleving.

Een controversiële vraag

Precies die groep is de focus van het onderzoek van Sterkenburg. Voor haar promotieonderzoek interviewde ze tientallen radicaal- en extreemrechtse activisten. Wie ze zijn? De antwoorden zijn uiteenlopend. “De nieuwe generatie radicaal- en extreemrechts”, de ondertitel van haar nieuwe boek, is namelijk niet gemakkelijk te herleiden tot één beweging: hun motivaties zijn zo verschillend als hun achtergrond. Ze variëren van rechtsvaardigheidszoekers die voelen dat de overheid hun onrecht heeft aangedaan, tot de alt-right intellectuele stroming die binnen rechts-extremistische bewegingen een plek vindt voor haar ideologie. De één maakt via spandoeken een statement, de ander infiltreert politieke partijen via vrijwilligerswerk om rechts-extremistisch gedachtegoed te normaliseren. Maar als dit alles gebeurt binnen de grenzen van een democratie, dan is het toch geen probleem?

“Een controversiële vraag”, noemt historicus prof. dr. Beatrice de Graaf (UU) dat. Ze onderzoekt politiek geweld en terrorisme, waarin een duidelijke wetsgrens aanwezig is: geweld is strafbaar. Actief zijn in rechts-extremistische bewegingen is dat niet. Toch ziet De Graaf wel een problematische verbinding tussen de normalisering van radicaal- en extreemrechts gedachtegoed, zoals gebeurt in de politiek, en het creëren van een permissieve, of een “meegaande” context, voor radicale extremisten die overgaan tot geweld. “Het gedachtegoed steunt elkaar, ze voelen zich gedragen”, legt De Graaf uit. Onder politicologen is dit ook een actuele discussie, voegt De Lange daaraan toe. Werkt het normaliseren van radicaal-rechts gedachtegoed in de politiek rechts-extremistisch geweld niet in de hand, of functioneert het als een soort ventiel?

Een democratie met tanden?

Is rechts-extremisme dus pas problematisch als er geweld bij komt kijken? Niet volgens Sterkenburg, die tijdens haar onderzoek ook veel in aanraking kwam met de polariserende effecten van radicaal- of extreemrechtse ideeën. “Het is ontzettend maatschappelijk ontwrichtend als een vocale groep dag in dag uit roept dat bepaalde etnische en religieuze minderheden er niet horen te zijn in Nederland”, vertelt ze. En daar waar geweld illegaal is, is dat een stuk minder evident als het gaat om woorden: het is behoorlijk lastig te verkopen aan rechts-extremisten waarom ze iets niet zouden mogen zeggen, terwijl politici ondertussen zonder blad voor de mond erop los twitteren. Hoe pak je dat aan?

Een van de manieren om dat voor elkaar te krijgen, zit momenteel in de vorm van een wetsvoorstel in de pijplijn. Nederland is een bijzonder land in democratisch opzicht, legt De Lange de context uit. In onze grondwet staat namelijk nauwelijks iets neergepend over politieke partijen als bestuurlijke organisatie. Het nieuwe wetsvoorstel maakt het mogelijk om partijen te reguleren, en, als ze niet aan de eisen van de wet voldoen, te verbieden. Een “democratie met tanden” dus, die, naar het voorbeeld van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog, kan voorkomen dat partijen die antidemocratische geluiden laten horen aan de macht komen.

Maar wetten alleen zijn niet genoeg, zijn De Graaf en De Lange het eens. Ook de normalisering van rechts-extremistische ideeën moeten aangepakt. Hoe kun je anders duidelijk grenzen afbakenen wat is toegestaan binnen de democratie en niet? Maar bovenal is het een kwestie van grondig broeden op misschien wel de meest fundamentele vraag die aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt: binnen welk democratisch ideaal willen we dan wel leven in Nederland?


Dit artikel verscheen eerder bij Studium Generale Utrecht
.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Waarom fuseren VVD en D66 niet?

COLUMN - De Tweede Kamer is vandaag met zomerreces gegaan. Misschien dat de persconferentie van gisteravond aanleiding geeft de vakantie meteen weer uit te stellen. Want het zal toch niet zo zijn dat het demissionaire kabinet in de luwte van het reces ongecontroleerd kan door regeren?

De plenaire vergadering van gisteren was de laatste voor dit zomerreces en ook de laatste in de huidige plenaire zaal. “Tenminste, dat hopen we dan maar”, sprak de voorzitter bij aanvang. Het Binnenhof wordt eindelijk gerenoveerd (de gebouwen, niet de gangbare democratie…) en dat verdiende wel een woordje van aandacht:

Vanavond trekken wij de deur achter ons dicht en dan komt er een einde aan een hele lange periode vol met geschiedenis. We verhuizen dan naar de Bezuidenhoutseweg voor vijfenhalf jaar, zegt men. We zijn hier dus weer in 2027.

Traditioneel werd een overvolle agenda afgeraffeld. Het enthousiasme is er bij de volksvertegenwoordigers wel af, want de vergadering haalde de top vijf van langste vergaderingen bij lange na niet. Die van vorig jaar nestelde zich op de derde plaats.

Ook de hoeveelheid behandelde moties lag wat lager. Vorig jaar jaste men er 370 moties doorheen, nu vond men het met 316 moties wel genoeg, waarvan een nog kleiner deel in stemming werd gebracht (zie ons verslag van vorig jaar).

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Rutte vestigt nieuw record

COLUMN - Het is Rutte gelukt! Hij kan een nieuw record op zijn naam schrijven. Daar heeft hij wel de nodige moeite voor moeten doen.

Toen hij met zijn eerste kabinet aan de bak kwam (2010) werd hij net niet de jongste premier ooit.  Als hij destijds de kabinetsformatie wat vlotter had afgehandeld, zou hij wel Ruud Lubbers verdrongen hebben van die ereplaats.

Geen nood, mocht Rutte in zijn welhaast maniakale ambitie slagen premier te worden van een vierde kabinet, kan hij altijd nog de langstzittende MP worden. Dat record staat tot nu toe ook op naam van Ruud Lubbers.

En nu mag hij een soort van regeerakkoord gaan schrijven. Vermoedelijk geheel tegen zijn zin samen met mevrouw Kaag, maar hij heeft nu weer wel meer invloed de boel nog langer op te houden. Want het is nog maar zeer de vraag of de uiteindelijk formatiehandelingen half augustus kunnen beginnen, zoals informateur Hamer gisteren stelde.

Maar laten we haar optimisme delen en nog positiever denken dat er dan in twee weken tijd een volgend kabinet geïnstalleerd kan worden, dan zitten we op 31 augustus met Rutte IV opgescheept. Eind 2022 knalt hij dan Lubbers voorbij en wordt de langstzittende premier.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Versplintering en verharding

COLUMN - van Prof.Dr. J.Th.J. (Joop) van den Berg

Sinds het verval van de oude volkspartijen van christendemocraten en sociaaldemocraten, overal in West-Europa, hebben zich twee nieuwe verschijnselen daarvoor in de plaats gemeld: versplintering en verharding in de politieke arena.

Over versplintering hebben collega Bert van den Braak en ik het in deze rubriek al vaker gehad. 1) Daar zitten voor- en nadelen aan, hebben wij steeds betoogd. Kiezers willen kennelijk precies zijn in hun voorkeuren en daar worden partijen niet groter van. Dat kan je compenseren door met verwante partijen meer samen te werken, hetzij in de regerende coalitie, hetzij in de oppositie. Iets minder angst voor minderheidskabinetten zou ook helpen. Wij maakten overigens wel het onderscheid tussen Tweede en Eerste Kamer enerzijds en provinciale en gemeentelijke volksvertegenwoordigingen anderzijds. Op het lokale vlak zagen wij per saldo meer schade dan voordeel.

Achteraf bekeken zat dat onderscheid primair in de mate van versplintering: in de lokale democratie reikte die al een aantal jaren veel verder dan in de nationale verhoudingen. Het lijkt er nu veel op dat de lokale democratie door de nationale wordt ingehaald. In totaal nemen er zeventien fracties zitting in de Tweede Kamer; de Eerste Kamer heeft er intussen (door tussentijdse breuken) al vijftien. Progressieve fracties tellen nog steeds op tot 63 zetels, maar daar zijn nu wel zeven partijen voor nodig. Acht fracties hebben vijf of minder zetels, waarvan drie het moeten doen met één zetel. Weliswaar noemen wij nu de VVD een grote partij, maar met nog geen kwart van de stemmen is het de vraag of je wel van ‘groot’ mag spreken.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Eerlijke verkiezingen en de Nederlandse poststem

ANALYSE - De briefstem – stemmen per post, is voor veel burgers de minst populaire stemmethode. Bescherming van het stemrecht is echter belangrijk genoeg om de mogelijkheid om te stemmen per brief door Nederlandse 70+’ers in 2021 niet zondermeer af te raden, schrijft Tom van der Meer in een eerder op Stuk Rood Vlees verschenen artikel.

Terwijl in Amerika de legitimiteit van de verkiezingsuitslag wordt ondermijnd door de regering-Trump en diens Republikeinse partij, staan verkiezingen in Nederland in opvallend hoog aanzien, zowel onder experts als onder kiezers. In 2018 zette Leontine Weesing-Loeber (RvS) de opvattingen van Nederlandse kiezers over het verkiezingsproces op een rij, op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek van 2017. Zij laat zien dat Nederlanders een sterke voorkeur hebben voor stemmen in een stembureau, met potlood of eventueel met computer.

Opvallend: Stemmen vanuit huis per brief wordt door Nederlanders met afstand het minst vertrouwd. Toch is die optie in beeld gekomen voor kiezers van 70 jaar en ouder, als reactie op de Coronacrisis.

Eerlijke verkiezingen

Volgens experts behoren de Nederlandse verkiezingen tot de meest eerlijke van de wereld. In het onderzoek van het Electoral Integrity project van 2017 eindigde Nederland op de achtste plek van de wereld, achter de vijf Noordse landen, Costa Rica, en Duitsland (met een score van 80 op een schaal van 0 tot 100). Ter vergelijking, België was 26e (71 punten), het Verenigd Koninkrijk 41e (66 punten), en de Verenigde Staten 55e (61 punten). Hekkensluiters dat jaar waren Syrië en Ethiopië, elk met 24 punten.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Dan maar een gekozen minister-president?

OPINIE - Een gekozen minister-president is een slecht idee en de strijd om het premierschap uitvechten via de Tweede Kamerverkiezingen is eveneens ongepast, betoogt Tom van der Meer in een eerder bij Stuk Rood Vlees verschenen artikel.

Het lijsttrekkerschap is niet meer voldoende. Veel kandidaat-lijsttrekkers spreken direct ook de ambitie uit om premier te worden van Nederland. Nu komt die trend niet uit de lucht vallen. Politici, media en spindoctors voeden al jarenlang het frame dat de grootste partij automatisch ook de premier mag leveren. Tot begin jaren tachtig was dat niet vanzelfsprekend. Het was zelfs niet evident dat de grootste coalitiefractie het premierschap zou krijgen. Inmiddels is dat anders.

In een versplinterd partijlandschap zet je jezelf op achterstand als je niet zo’n premiersambitie uitspreekt. Media slikken deze ambitie als zoete koek, en dragen gretig bij aan het frame dat de lijsttrekker ook premierskandidaat is.

Denk aan de beruchte ‘premiersdebatten’ die RTL4 al jarenlang organiseert met de lijsttrekkers van de grootste partijen, inclusief nabeschouwingen. Of denk aan de nu al jarenlange speculaties welke CDA-kroonprins het tegen Rutte zou kunnen opnemen om het premierschap. Bij De Jonge (CDA) en Kaag (D66) zien we hoe de uitgesproken ambitie van het premierschap aandacht genereert voor hun kandidaatstelling (!) voor het lijsttrekkerschap van in de peilingen niet al te grote partij. De aandacht verschuift door deze anticipatie al snel van inhoudelijke ideeën naar vermeende leiderschapskwaliteiten.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Waarom een quorum: Kamerleden zijn geen stemvee

COLUMN - door Prof.Dr. Bert van den Braak

Nu het fysiek lastig is voor Kamerleden om samen te vergaderen en dat zelfs bijna wordt ontraden, komt de vraag op: moeten Kamerleden niet gewoon vanuit huis digitaal de presentielijst kunnen tekenen? Het voor plenaire vergaderingen grondwettelijk vereiste quorum (76 leden in de Tweede Kamer en 38 leden in de Eerste Kamer) is dan immers makkelijker te bereiken.

Minstens zo belangrijk is echter de constitutionele regel dat er in het parlement geen stemoverdracht mag plaatsvinden, waarbij dus een Kamerlid een stem uitbrengt voor een ander (afwezig) lid. Het volstaat niet dat er een fictief aantal leden aanwezig is.

Dat verbod op stemoverdracht werd formeel vastgelegd door verwerping van een daartoe strekkende grondwetsherziening in 1952 (het ging toen overigens alleen om stemmen namens leden die internationale verplichtingen hadden). Het werd herbevestigd bij de grondwetsherziening 1983 en nog eens in 1994, toen minister Van Thijn bij de behandeling van het grondwetsvoorstel over tijdelijke vervanging van Kamerleden zei stemoverdracht alleen mogelijk te achten na grondwetsherziening. Enkele fracties opperden die mogelijkheid. Hij zei toen:

“Stemoverdracht heeft iets weg van een reductie van de functie van de volksvertegenwoordiging. De volksvertegenwoordiging is toch meer dan “stemvee”. En ook: “Laat ik overigens vooropstellen dat ook voor stemoverdracht grondwetswijziging nodig is.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Vernieuwing van de democratie vereist een bredere blik

OPINIE - Sinds de oprichting van D66 heeft een lange stoet aan commissies talloze voorstellen gedaan om de Nederlandse democratie te hervormen.Voor het merendeel zonder resultaat.

Aan de rand van het mediageweld over het coronavirus verschenen deze week ook nog een paar artikelen met voorstellen voor vernieuwing van de democratie. De NRC publiceert drie opiniestukken met drie verschillende voorstellen voor democratische vernieuwing. Oud-burgemeester Paul Scholten pleit voor versterking van de positie van de (gekozen) premier en het beperken van het aantal fracties tot zes. Burgemeesterskandidaat Bert Blase, referendum-propagandist Niesco Dubbelboer, Joost Eerdmans van Leefbaar Rotterdam pleiten voor meer directe democratie. En twee JOVD’ers vinden dat de democratie verrijkt wordt met een minderheidskabinet dat gedwongen wordt te werken met wisselende meerderheden. Kunnen de oppositiepartijen ook eens een punt maken.

In Trouw pleit Eveline Scheres voor het ‘burgeramendement’, oorspronkelijk een initiatief van Tweede Kamerlid Joost Sneller (D66). Het idee is om burgers bij een voldoende aantal medestanders de gelegenheid te geven ook een amendement op een wet in te laten dienen. Scheres hoopt met deze mogelijkheid voor burgers om rechtstreeks in te grijpen in het wetgevingsproces de kloof tussen burger en politiek wat kleiner gemaakt kan worden. Zo zou er toch nog iets gered kunnen worden van de intenties van de commissie Remkes, de meest recente poging tot democratische vernieuwing. Remkes publiceerde in december 2018 zijn rapport met voorstellen die een einde zouden moeten maken aan de ‘bestaande politieke onvrede bij een deel van de bevolking’ die leidt tot ‘afhaken en afkeer van de democratie’. Ook na de recentelijke behandeling van het rapport in de Eerste Kamer is geen van de voorstellen tot nu toe in wetgeving omgezet.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Het burgeramendement: baat het niet dan schaadt het niet?

COLUMN - van Maarten Stremler

Hebben burgers in Nederland voldoende invloed op wetgeving? Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de burgers tevreden is met de parlementaire democratie zoals we die in Nederland kennen. Tegelijk blijkt ook dat sommige burgers graag meer betrokken worden bij beleid en politiek.

Het voornaamste instrument om – indirect – mee te beslissen over wetgeving zijn verkiezingen. Verkiezingen voor de Tweede Kamer vinden in de regel evenwel slechts om de vier jaar plaats. Mondige burgers zouden wel vaker gehoord willen horen.
Uiteraard staat het hen vrij om op informele wijze contact te zoeken met volksvertegenwoordigers. Menig Kamerlid wordt dagelijks bestookt met e-mails waarin burgers hun mening kenbaar maken.

Daarnaast maken groepen burgers regelmatig gebruik van hun grondwettelijke petitierecht, bijvoorbeeld door een verzoekschrift in te dienen bij de Tweede Kamer. Bovendien kunnen burgers via internetconsultatie commentaar geven op wetsvoorstellen – een mogelijkheid waar zij overigens nog maar mondjesmaat gebruik van maken.

Burgerinitiatief en correctief referendum

Sinds 2006 bestaat tevens het burgerinitiatief, een instrument waarmee burgers een onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer kunnen plaatsen. Daarvoor zijn ten minste 40.000 handtekeningen nodig, terwijl het onderwerp niet al in de afgelopen twee jaar door de Kamer behandeld mag zijn. Tot nog toe zijn er nog maar acht burgerinitiatieven behandeld in de Tweede Kamer. De meeste burgerinitiatieven sneuvelen omdat het onderwerp recent nog door de Tweede Kamer is besproken.

Vorige Volgende