COLUMN - Concentratiekamp Dachau ligt in Alphen aan den Rijn of Zoetermeer. Zo banaal zijn de naoorlogse buitenwijkjes van het Beierse stadje, even ten noorden van München. Zo banaal, zo doodgewoon, zo alledaags. De bordjes richting de KZ-Gedenkstätte hadden ook naar Zwembad de Driesprong kunnen verwijzen.

Je wilt naar binnen maar alle toeristen willen eerst een foto van het gesloten toegangshek met de beruchte leus Arbeit Macht Frei. En zo maken we allemaal dezelfde foto: ook ik ben een schaap. Binnen fotograferen we allemaal dezelfde stukjes gereconstrueerd kamphek met prikkeldraad en gracht en lampen. De foto’s vinden een plekje op onze geheugenkaartjes tussen de kathedralen, de vakwerkhuisjes en de Brauhäuser van Beieren.

Het is die absurde banaliteit, of die banale absurditeit, die aangrijpt: ze is een afspiegeling van de daadwerkelijke Holocaust, die door doodgewone mensen werd bedacht en uitgevoerd om andere doodgewone mensen zo efficiënt mogelijk af te slachten.

75 jaar later steken we de vlakte over waar de fundamenten van achtentwintig barakken liggen (de voorste twee van de in totaal 30 barakken zijn gereconstrueerd). Daar, links van het protestantse monument, het katholieke monument en het joodse monument, en achter de open plek waar Russische krijgsgevangenen werden geëxecuteerd en waar nu een Russisch-Orthodox monument staat, staat Barak X.

Barak X had op het terrein van de kazerne in Ede kunnen staan. Alleen de grote schoorsteen is wat vreemd. Ik stap lukraak naar binnen en maak wat foto’s van de ovens. We maken allemaal foto’s van de ovens. Het crematorium met zijn bakstenen ovens en zijn houten zolderbalken doet helemaal niet eng aan – het had net zo goed een broodbakkerij kunnen zijn. Ik lees hoe gevangenen aan die balken werden opgehangen terwijl de ovens al brandden. Het dringt niet echt tot me door terwijl ik met de instellingen van de camera goochel om een zo goed mogelijk resultaat te krijgen. Zoals ik ook deed bij de Dom van München, bij de lieflijke straatjes van Rothenburg ob der Tauber, bij een geparkeerde klassieke VW Kever.

En dan loop ik de volgende ruimte in. Het is er kaal en vrij donker. Een Amerikaan zit in een hoek fanatiek foto’s te maken van een of ander detail. In het plafond zitten op regelmatige afstand douchekoppen. Langzaam begin ik te begrijpen waar ik ben.

Ik loop de ruimte uit en draai me om. Brausebad, staat boven de metalen toegangsdeur.

Brausebad
 
Dat de gaskamer van Dachau hoogstwaarschijnlijk niet is gebruikt voor massamoordprogramma’s en wellicht alleen voor tests, hoorde ik pas achteraf. Het doet er niet toe. Op dat moment deed niets er meer toe. Alles verstomde; het hele verschrikkelijke, stupide en naargeestige links-rechts-nazi-islam-debat in Nederland was heel ver weg, een zoemende mug in het diepst van mijn bewustzijn die me probeerde te verleiden om hier “iets” mee te doen.

Maar we zijn zwijgend, linea recta terug naar de auto gelopen. Ik heb niet meer omgekeken.

Reacties (1)

#1 frankw

Ik vond Dachau erg indrukwekkend, omdat het al zo een lange geschiedenis achter de rug had van moord op anderen (ook politieke opponenten) voordat de industriële holocaust op gang kwam. Wat me in een bezoek al weer twintig jaar terug ook opviel was het enorme schuldbesef dat er destijds in (West-) Duitsland heerste over de holocaust.

Voor mogelijk nog een heftiger kamp is Mauthausen in Oostenrijk aan te raden. Als je daar de steengroeve ziet waar de kampbeulen de dwangarbeiders de dood injaagden, voor hun lol, en je ziet de liefelijke bauernhoven er omheen, dan weet je het zeker. Daar kan niet zoiets hebben bestaan als “wir haben es nicht gewuesst”.