Bevragingen CIOT door opsporingsdiensten stabiel

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Voor het eerst sinds het bestaan van het CIOT is het aantal bevragingen gedaald. In 2009 werden er door de 36 opsporings- en inlichtingendiensten nog meer dan 2,9 miljoen keer gegevens opgevraagd bij het CIOT. De 2010 is dat licht afgenomen tot 2,6 miljoen vragen over klanten van telecom- en internetproviders.

Ondanks dat er 12% minder vragen aan het CIOT Informatie Systeem (CIS) werden gesteld, is het aantal antwoorden op die bevragingen met 14% toegenomen. Behalve dat het aantal vragen is afgenomen, is ook het aantal vragen met en zonder antwoord kleiner geworden. De daling ervan is respectievelijk 11% en 14%. Dat zou verklaard kunnen worden doordat het aantal antwoorden per vraag, dat wel een antwoord kent, is toegenomen.
Dat het aantal antwoorden hoger is dan het aantal vragen komt doordat het systeem soms op een enkele vraag meerdere antwoorden kent. De meeste mensen hebben naast een abonnement immers ook een internetaansluiting thuis. Een opsporingsambtenaar die de gegevens die van iemand in het systeem bekend zijn opvraagt, krijgt in zo’n situatie minimaal twee antwoorden.

Opmerkelijk zijn de grote verschillen tussen de politiekorpsen onderling en het verschil met 2009. Toen spande de Politie Midden-West Brabant met bijna een half miljoen bevragingen de kroon van alle opsporings- en inlichtingendiensten. Afgelopen jaar had dezelfde regio genoeg aan 68.000 bevragingen, een daling van 86 procent. Ook de nummer 2 van 2009 heeft in 2010 veel minder bevragingen gedaan. Het aantal bevragingen van de Politie Hollands-Midden daalde met 58 procent. De politie in de regio Amsterdam-Amstelland, in 2009 goed voor de derde plaats, deed in 2010 meer dan 40 procent extra bevragingen en voert de lijst nu aan. Het aantal bevragingen van de AIVD en MIVD blijven geheim.

Ondanks de daling zijn het nog altijd zeer veel bevragingen. Zes jaar geleden werden er minder dan 1 miljoen vragen aan het CIS gesteld. Bovendien blijkt uit rapportages die het ministerie jaarlijks moet opstellen dat de praktijk van bevragingen bijzonder zorgwekkend is. Al drie jaar achter elkaar blijken opsporings- en inlichtingendiensten over onvoldoende kennis te beschikken en niet genoeg gegevens over de bevraging vast te leggen die controle van de bevragingen mogelijk maken. Problematisch is ook dat regelmatig bevragingen uitgevoerd worden door ambtenaren die niet geautoriseerd zijn. In het rapport over 2009 nemen de onderzoekers geen verbetering van de situatie waar. In datzelfde rapport constateerden de onderzoekers ook “dat er geen eenduidigheid bestaat over het begrip rechtmatigheid en dat sprake is van verschillende interpretaties”.

Reacties zijn uitgeschakeld