Sociale Vraagstukken

283 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Gerard Stolk (cc)

Hoe links weer relevant kan worden

Wil links terrein terugveroveren, dan moet het allereerst ferm afstand nemen van het dominante xenofobische frame, betoogt hoogleraar Leo Lucassen. Met daarnaast de focus op grotere sociale gelijkheid, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en betere collectieve voorzieningen voor iedereen ongeacht achtergrond.

Eén van de vaak gegeven antwoorden is dat de electorale achterban van partijen als GroenLinks-PvdA en zeker D66 vooral is gaan bestaan uit hoger opgeleiden, door de Franse econoom Thomas Piketty wel als ‘Brahmin left’ aangeduid, en dat de traditionele arbeidersklasse heeft gekozen voor populistisch en extreem rechts.

PVV, BBB en NSC zouden de zorgen van deze ‘normale’ Nederlanders wel serieus nemen

En dat zou zeker gelden voor de ‘normale’ (Van der Plas) kiezers op het platteland, die zich in de steek gelaten voelen door ‘de Randstedelijke elite’ en hun voorzieningenniveau aanzienlijk hebben zien slinken. Anders dan de stedelijke bakfietsende en havermelk drinkende elite zouden partijen als de PVV, BBB en NSC de zorgen van deze ‘normale’ Nederlanders over migratie en de uitholling van de verzorgingsstaat namelijk wel serieus nemen.

Klopt dit wel?

Het is echter de vraag of deze aannamen wel kloppen. Zo is het idee dat de traditionele arbeidersklasse is overgelopen naar populistisch rechts en dat links dus zijn best moet doen om die terug te winnen door kritischer te zijn op migratie een misvatting, zoals politicoloog Cas Mudde al jaren betoogt. Daarnaast is het aandeel van ‘links’, met name van de PvdA, al sinds de jaren negentig sterk afgenomen. En is het bovendien moeilijk vol te houden dat (extreem)rechts in hoofdzaak een vluchtheuvel is voor de ‘verliezers van de globalisering’.

Foto: still uit 'Waarom vindt Claude het zo leuk om in het Frans te zingen' (Youtube)

Media moeten stoppen met stereotyperingen van vluchtelingen

De nieuwe Spreidingswet roept weerstand op. De voortdurende stereotypering van vluchtelingen in de media is hier een van de belangrijkste oorzaken van, betoogt onderzoeker Hanneke Felten van Movisie. Ze legt uit hoe dat werkt en hoe het anders kan.

Stereotypen worden vanuit de sociale psychologie beschreven als kenmerken die we aan een groep mensen toeschrijven (Vonk, 2013). Over het algemeen hebben we stereotyperende gedachten over groepen waar we zelf niet toe behoren, in de meeste gevallen zijn deze negatief.

Stereotypen en vooroordelen zijn een belangrijke voorspeller van discriminatie

Stereotypen zijn allesbehalve onschuldig. Als je bijvoorbeeld steeds opnieuw hoort dat een bepaalde groep mensen gevaarlijk is (of mensen uit die groep ziet op tv-beelden met onheilspellende muziek erbij), dan lopen de rillingen uiteraard over je rug. Stereotypen kunnen dus gepaard gaan met angst en angst is weer de motor van vooroordelen (zie bijvoorbeeld Stephan et al., 2005). Dat zijn negatieve gevoelens ten aanzien van groepen mensen zoals afkeer, walging of haat. Stereotypen en vooroordelen zijn daardoor een belangrijke voorspeller van discriminatie (Cuddy et al., 2007Dovidio et al., 2010).

Als ik ‘Bassie’ zeg, dan denken de meeste mensen automatisch aan ‘Adriaan’

Het venijnige van stereotyperende gedachten is dat vrijwel iedereen ze heeft en dat ze onbewust invloed kunnen hebben (Nordell, 2023). Stereotypen worden als het ware automatisch actief in je brein, aldus psycholoog en Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman (2012). Het zijn onbewuste associaties. Als ik ‘Bassie’ zeg, dan denken de meeste mensen automatisch aan ‘Adriaan’. Dat dit fictieve personen zijn die je nog nooit ontmoet hebt, maakt daarbij niks uit voor je brein. Je denkt aan ‘Adriaan’, óók als je daar helemaal niet aan wil denken.

Foto: Laura James, via Pexels.

Hoe de zorg weer een publieke sector kan worden

Hoogleraar Evelien Tonkens pleit in het boek Er is wél een alternatief voor nieuwe collectieve voorzieningen. Volgens haar is een geleidelijke verschuiving mogelijk van marktmacht naar meer macht voor professionals, de overheid en maatschappelijke organisaties.

Hoe zou de toekomst van onze zorg eruit moeten zien? De zorg – en overigens de hele publieke sector – moet weer in publieke handen komen. Zorgorganisaties moeten weer publieke organisaties worden, die gestuurd worden door publieke waarden, in een publiek kader. Marktwerking moet dus worden afgeschaft, maar bij voorkeur niet door een radicale stelselherziening. Stelselherzieningen zijn ontstellend duur en vaak komt er ontzettend veel zorggeld bij organisatieadviseurs, advocaten en accountants terecht. Stelselherzieningen veroorzaken bovendien onrust en onzekerheid, wat afleidt van het eigenlijke werk. Daarom is een langzame, meer organische verandering naar een publiek stelsel een betere keuze.

Regionalisering

Zo’n meer organische verandering naar een publiek zorgstelsel is mogelijk doordat er al verschillende ontwikkelingen zijn waarbij we kunnen aansluiten. In de zorg is dat een ontwikkeling richting regionalisering, waarbij verschillende organisaties in regio’s gezamenlijk de diverse soorten zorg organiseren en op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld ggz, jeugdzorg, ziekenhuiszorg en ouderenzorg. Nu moeten ze dat nog doen onder condities van concurrentie en soms gedwongen samenwerking, maar bij een verdere regionalisering kunnen we deze condities loslaten. Per regio zou één verzekeraar verantwoordelijk worden voor de afstemming en financiering van het zorgaanbod, onder de voorwaarde dat die zich omvormt tot een publieke organisatie zonder winstoogmerk en dat de uitvoerders aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen op het beleid.

Foto: Julia (cc)

Haperende integratie statushouders vlot trekken in nieuw inburgeringsbeleid

De integratie van statushouders hapert. Jaco Dagevos (Sociaal en Cultureel Planbureau en Erasmus Universiteit) vraagt zich af of aanvullend beleid soelaas kan bieden. Hij ziet kansen in de nieuwe inburgeringswet en in het creëren van ontvangstvoorzieningen voor alle migranten.

Door regelmatig onderzoek te doen bij statushouders die rond 2015 in Nederland zijn komen wonen, hebben we een goed beeld van hoe hun leven in ons land vorm krijgt (CBS, 2023). Onder een groep Syrische statushouders die tussen 2014 en 2016 een status kregen, is inmiddels drie keer een survey gehouden (WODC, 2023). Uit de laatste meting van 2022 blijkt dat nagenoeg iedereen de inburgering heeft afgerond.

Toch hapert het integratieproces

Gunstig is dat met name onder Syrische mannen de arbeidsparticipatie fors is toegenomen. Maar op andere terreinen zien we geen ontwikkelingen in de goede richting. De ervaren gezondheid van Syrische statushouders is in de laatste jaren eerder slechter dan beter geworden. Ook is het aandeel Syriërs met een slechte psychische gezondheid toegenomen.

Veel Syriërs ervaren stress vanwege geldzaken; een groot en stijgend deel van de Syrische huishoudens heeft moeite om rond te komen. De sociale contacten zijn de afgelopen jaren verminderd en velen kampen met sociale eenzaamheid. In de eerste jaren van het verblijf verbeterden Syrische statushouders hun Nederlandse taalbeheersing, maar die verbetering is de laatste jaren gestagneerd.

Foto: via Kansfonds dak- en thuisloosheid foto LR-07

Anders tellen geeft een beter beeld van dakloosheid

DATA - door Dorieke Wewerinke, Sandra Schel, Jan de Vries, Lia van Doorn

Slechts een beperkt deel van de dakloze mensen in Nederland is momenteel in beeld. Hogeschool Utrecht en Kansfonds introduceerden daarom een nieuwe telmethode die een beter inzicht geeft. Dat is hard nodig voor het maken van effectief dakloosheidsbeleid.

In Nederland is er geregeld discussie over de afbakening en definitie van dakloosheid (Huber, Van Doorn, & Davelaar, 2022). De definitie die het CBS hanteert om dakloosheid te monitoren is een smalle definitie, namelijk die van ‘feitelijke dakloosheid’. Vanwege deze beperkte definitie en de beperkingen van de telmethode komen diverse groepen mensen niet in de schattingen van het CBS voor.

Zo telt het CBS kinderen, 65-plussers en ongedocumenteerde mensen niet mee, net zomin als mensen die verblijven in 24 uurs-voorzieningen van de maatschappelijke opvang en mensen die verblijven in de vrouwenopvang. Ook mensen die vanwege een gebrek aan passende huisvesting verblijven op plekken die niet geschikt zijn voor bewoning, zoals een auto, schuur, kraakpand of (sta)caravan, worden in de CBS-metingen niet meegeteld. De CBS-cijfers geven daarmee beperkt zicht op de werkelijke aard en omvang van dak- en thuisloosheid in Nederland.

ETHOS: een andere, brede definitie

Internationaal bepleiten experts het gebruik van de ETHOS-definitie van dakloosheid (Huber et al., 2022). ETHOS staat voor European Typology of Homelessness and Housing Exclusion en stelt de huisvestingssituatie van mensen centraal. De definitie is gebaseerd op het recht op huisvesting, één van de mensenrechten.

Foto: TopSphere Media via Unsplash.

Vluchtelingenopvang is zaak van koopman én dominee

De Nederlandse economie piept en kraakt door personeelstekorten. Dat ons land desondanks nauwelijks beroep doet op asielmigranten is economisch en juridisch niet houdbaar, vinden migratiewetenschapper Tesseltje de Lange en Ricky van Oers.

Dinsdag 20 juni was de dag van de vluchteling. Een dag bij uitstek om gezamenlijk te reflecteren op de Nederlandse belangen, waarden, rechten en plichten voor de ontvangst van mensen op de vlucht. Al eeuwen reizen mensen naar Nederland, op vlucht voor geweld en onderdrukking, klimaatverandering en honger. Ooit zijn het misschien Nederlanders zelf die vluchten, voor het water bijvoorbeeld.

Nadenken over het verwelkomen van mensen vraagt dat we nadenken over hoe we zelf verwelkomd zouden willen worden. In het debat over de vraag van de opvang van gevluchte mensen herkennen wij drie perspectieven: dat van de koopman, de dominee, en de rechter.

De koopman

In april 2023 lagen er ruim 18 duizend aanvragen van mensen die om bescherming vragen langer dan de wettelijke termijn van zes maanden te wachten op een beslissing. Hoewel al deze mensen mogen werken, wordt voor slechts 4 procent van hen een werk vergunning aangevraagd.  Dit terwijl ons land kampt met een enorme krapte op de arbeidsmarkt.

De koopman in eenieder van ons vraagt zich af waarom niet meer asielzoekers werken. Zijn ze lui? Neen. Ze werken niet omdat hun recht om te werken in de praktijk grotendeels tenietgedaan wordt door wettelijke, administratieve en praktische belemmeringen. De werkgever moet een omslachtige vergunningsprocedure doorlopen, IND en UWV moeten instemmen, de gemeente moet een burgerservicenummer afgeven, en net als alles rond is wordt de bijna werknemer verhuisd naar een ander azc.

Foto: daisy.images (cc)

Soepelere bijstand brengt meer gezondheid, participatie en vertrouwen

ONDERZOEK - Het strenge bijstandsregime leidt niet tot meer uitstroom naar werk. Soepelere regels doen dat evenmin, maar zorgen wel voor meer gezondheid, participatie en politiek vertrouwen, blijkt uit promotieonderzoek van János Betkó. Vooral voor de meest kwetsbaren.

Tussen 2017 en 2020 werd in Nijmegen een bijstandsexperiment gehouden. Ik verdedigde er recent mijn proefschrift over. In dit gerandomiseerde experiment werden bijstandsgerechtigden gevolgd in zowel het reguliere regime van de Participatiewet als in twee alternatieve, wat ruimhartigere regimes. Deze alternatieven waren meer onvoorwaardelijk van aard en gaven deelnemers meer ruimte, door het verregaand versoepelen van de re-integratieregels en de mogelijkheid meer bij te verdienen naast de uitkering.

Dergelijke experimenten vonden ook plaats in vijf andere gemeenten.[1] De resultaten ervan zijn in meerdere rapporten en artikelen beschreven, onder andere op Sociale Vraagstukken. Belangrijke conclusie uit alle experimenten was dat er qua uitstroom uit de uitkering naar werk weinig verschil is tussen de reguliere en de experimentele aanpakken.

De huidige aanpak, met alle dwang, verplichtingen en boetes, blijkt het in dat opzicht dus niet beter te doen dan een meer onvoorwaardelijke aanpak, gebaseerd op meer vertrouwen in en autonomie voor mensen in de bijstand.

Alternatieve regimes voor subgroepen beter

Foto: Boulevard Zuid Rotterdam, eigen foto Jan Rath, via Sociale Vraagstukken.

Verheffing van de volkse winkelstraat: commerciële gentrificering?

Hoogleraar Jan Rath laat in zijn afscheidsrede op 13 april zijn licht schijnen op gentrificering van volkswijken, met name in Rotterdam Zuid. Ruim baan voor middenklassen? Voor volkse ondernemers? Volgens Rath is de werkelijkheid niet zwart of wit.

Een van de onderwerpen die hoog op de politieke agenda staan, is volkshuisvesting. Veel sociale huurwoningen zijn verdwenen en vervangen door duurdere woningen voor de middenklassers. Dit proces dat in veel buurten plaatsvindt, is gekend als residentiële gentrificering.

De winkelstraten in diezelfde buurten bewegen vaak mee: commerciële gentrificering. We zien dan dat winkels en bedrijfjes aan de onderkant van de markt langzaam maar zeker plaatsmaken voor meer gestileerde, hippere en duurdere zaken zoals koffiebars, vegetarische restaurants, en concept stores. Deze spreken evident een ander publiek aan, dragen bij aan waardevermeerdering van de panden en de straten, en werpen aldus barrières op voor ‘gewonere’ en minder hippe ondernemingen.

Een en ander is deels terug te voeren op de komst van ‘anderen’ met ‘andere’ smaken, ‘andere’ voorkeuren en meer koopkracht, maar deels ook op de interventies van stadsplanners, ontwikkelaars en andere partijen. Zij grijpen welbewust in, en met stevige maatregelen, wat gunstig uitpakt voor vintage stores, maar ten koste gaat van Kapsalon Mehmet.

Foto: Tyler Hewitt (cc)

Empirische onderbouwing genegeerd in neoliberale wetgeving

ANALYSE - De neoliberale wetgeving van de afgelopen decennia bevoordeelt vooral sterke, onafhankelijke burgers, ten koste van de kwetsbaren. Dat concludeert hoogleraar Marijke Malsch bij nadere beschouwing van de empirische onderbouwing van diverse wetten en beleid.

Bij sommige wetten is het probleem waarop zij gericht zijn duidelijk en ligt ook de oplossing voor de hand. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het rookverbod in cafés en de dodehoekspiegels bij vrachtwagens. Doelen en beoogde effecten van deze wetten zijn behoorlijk helder en zijn via empirisch onderzoek relatief eenvoudig vast te stellen. Maar er zijn ook wetten die veel gecompliceerder zijn en waarbij ook normatieve en rechtspolitieke vraagstukken een rol spelen.

Wetten maak je niet zomaar. Een wet is een ingrijpend middel. In de Aanwijzingen voor de regelgeving staat dat eerst andere maatregelen moeten worden geprobeerd.[1] En het Integraal toetsingskader beleid en regelgeving stelt dat een goede onderbouwing van wetsvoorstellen nodig is.[2] Als er empirisch onderzoek beschikbaar is dat relevant is voor een nieuwe wet, dan zou dat dus in een wetgevingstraject moeten worden betrokken.[3] De kans is dan groter dat de wet ‘werkt’ en geen of minder ongewenste neveneffecten heeft.

In dit artikel analyseer ik achtereenvolgens wetgeving en beleid over mensenhandel en prostitutie, over het spreekrecht voor slachtoffers en over het afbouwen van de ‘instituutszorg’.[4]

Foto: Ivan Radic (cc)

We moeten het meer hebben over datasolidariteit

DATA - Het debat over het delen van persoonsgegevens gaat al te vaak over privacy, menen Daniel Kapitan en Egge van der Poel. Volgens de twee docenten/adviseurs moeten we het meer hebben over de maatschappelijke waarde van data delen, over datasolidariteit.

Privacy domineert nog steeds het debat rondom het delen en hergebruik van persoonsgegevens, zoals blijkt uit de discussie rondom het verstrekken van vaccinatiegegevens door het RIVM aan het CBS. Maar privacy is het probleem niet.

Maxim Februari schreef tijdens de eerste lockdown al dat het een ‘gruwelijk misverstand’ is om te denken dat databescherming om privacy van een individu gaat. Het gaat niet om een afweging tussen het private belang van privacy en het maatschappelijke belang van – in het geval van COVID – een draaiende economie en een gezonde bevolking.

Betrouwbaar data (her)gebruiken

Het echte vraagstuk is dat wij als maatschappij zoeken naar een betrouwbare en eerlijke manier om data te gebruiken en hergebruiken als collectief goed. Op Europees niveau wordt gewerkt aan wetgeving die zulk hergebruik van data mogelijk moet maken. Het feit dat de lopende consultatie duizenden pagina’s aan reacties heeft opgeleverd, geeft de complexiteit van het vraagstuk weer. Wel lijkt er consensus te zijn dat geen enkele organisatie, publiek noch privaat, een te grote vinger in de pap zou moeten hebben. Er moet steeds balance of power blijven om misstanden te voorkomen.

Foto: Foto door Andrea Piacquadio, via Pexels.

We moeten elkaar gewoon weer vertrouwen

ESSAY - van Roeland van Geuns

Chronisch wantrouwen en steeds grotere bestaansonzekerheid zorgen voor maatschappelijke onrust. Die kan alleen worden beteugeld als we afscheid nemen van het perverse mensbeeld dat ons denken vijftig jaar domineerde, schrijft Roeland van Geuns bij zijn afscheid als lector Armoede Interventies.

De afgelopen halve eeuw is het goed misgegaan met het vertrouwen van de overheid in haar burgers. We staan nu op een kantelpunt. Of de overheid neemt afscheid van haar geïnstitutionaliseerde wantrouwen, of de vertrouwenskloof tussen overheid en burger wordt onoverbrugbaar. Een vergelijkbare uitdaging ligt er bij de bestaanszekerheid. We kunnen kiezen voor een verder afglijden richting Amerikaanse verhoudingen, of we kunnen daadwerkelijk invulling geven aan de grondwettelijke garantie op bestaanszekerheid.

Vertrouwen en bestaanszekerheid

Vertrouwen is het geloof dat je op iemand kunt rekenen. Het is daarmee een relationeel concept. Als instanties mensen vertrouwen, zal hun relatie soepeler zijn. Slaat vertrouwen om in wantrouwen, dan worden goede bedoelingen in twijfel getrokken en overheerst de achterdocht. Deze houding richting burgers wordt uiteindelijk wederkerig en heeft een zeer negatief effect op de bestaanszekerheid van mensen.

Bestaanszekerheid kent twee aspecten. Het eerste is de hoogte van het inkomen en sluit aan bij de beschrijving van het basisbehoeftenbudget van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): het inkomen dat nodig is voor het dekken van de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken als voedsel, kleding, wonen noodzakelijke verzekeringen en persoonlijke verzorging.

Foto: Het Wereldvenster Boekomslag Polarisatie in Nederland, redactie Paul Dekker. UItgeverij copyright ok. Gecheckt 18-10-2022

Politieke polarisatie is in Nederland geen overheersende trend

22 wetenschappers hebben hun inzichten over politieke polarisatie in Nederland gebundeld in een boek. Eén van hen, hoogleraar Paul Dekker, licht toe.

Oplopende tegenstellingen, dreigende tweedelingen, groeiende onenigheid, toenemend extremisme en verruwing en verharding in politiek en samenleving: Nederlanders maken zich er al langer grote zorgen over. Het paraplubegrip voor hun zorgen is al een tijdje polarisatie.

Heb je dat woord eenmaal opgepikt, dan zie je er ook steeds meer voorbeelden van. Van spanningen in je directe omgeving tot grote voorbeelden van demonstraties. Van voor- en tegenstanders van Zwarte Piet via conflicten over stikstof- en coronabeleid tot ontsporende Kamerdebatten. Maar heeft het wel zin om hier overal het polarisatie-etiket op te plakken en hoe reëel is de impliciete aanname dat er een brede maatschappelijke polarisatietrend onder stroomt?

In de gisteren verschenen bundel Politieke polarisatie in Nederland bieden 22 politicologen, sociologen en andere wetenschappers inzichten uit onderzoek om hier antwoord op te geven, zorgelijke ontwikkelingen te onderscheiden van spookbeelden, en remedies te bezien voor zorgelijke polarisatie.

Soorten polarisatie

Politieke polarisatie gaat over vergroting van tegenstellingen. Die kan intentioneel zijn – een politicus die polariseert om een keuze scherper neer te zetten of afstand te nemen tot een tegenstander – of iets wat mensen overkomt: ze drijven uit elkaar of worden naar extremere standpunten gedreven. Dit speelt bij individuen en binnen en tussen groepen en organisaties.

Volgende