Marcel Hulspas

276 Artikelen
13 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Abhi Sharma (cc)

Wereldreiziger voor het vaderland

RECENSIE - © Uitgeverij Querido Boekomslag Dr. Hendrik Muller Wereldreiziger voor het vaderland (1859-1941)Waarom Hendrik Muller? Dat zal menige diplomaat zich rond de jaarwisseling van 1918/1919 zich toch even hebben afgevraagd. Waarom moest juist hij de gezant worden in Roemenië? Het korte antwoord luidde dat Hendrik Muller misschien niet over de diplomatieke kwalificaties beschikte, maar wel de meest geschikte kandidaat was. Deze grand voyageur (aldus een interne notitie) was in ieder geval een keer in die contreien geweest, en had er ook eens over geschreven. En zo werd Hendrik Muller de Nederlandse gezant in dat gloednieuwe Balkanland. Maar hoezeer hij ook had verlangd naar een diplomatieke carrière, dat samenraapsel Roemenië vond hij toch wel wat te min. Hij heeft nog gezeurd, maar ging uiteindelijk overstag omdat hij daarna vast een betere positie zou krijgen.

Een ijdele man, daar is iedereen het over eens. En geen geboren zakenman. Hendrik, de zoon en gedoodverfde opvolger van de Rotterdamse havenbaron Hendrik Muller Samuelszoon, bleek niet uit het commerciële hout gesneden. Zijn moeder achtervolgde hem met wijze raad, waarschuwde hem voor wereldse verleidingen én voor zijn ijdelheid, maar dat alles mocht niet baten. Hendrik junior ging liever op reis. Het bezorgde hem een bescheiden reputatie als wereldreiziger, en in Duitsland scharrelde hij daarmee een academische titel bij elkaar. Maar het gaf allemaal geen voldoening. En ook de familie trok de handen van hem af.

Foto: Paille (cc)

Het lijk van de dictator

RECENSIE - Een nogal lugubere geschiedenis

Ze verblijven die nacht in een hotelletje in Port-Joinville, het belangrijkste stadje op het eilandje. Er is een bestelbusje geregeld. Die nacht duwen ze het busje door de straten, om pas buiten de stadskern echt te gaan rijden. Het is maar een kort stukje, het is niet meer dan 500 meter naar het kerkhof. Het is volle maan. Ze rijden het kerkhof op, en lopen met hun gereedschap naar het graf. Eerst moet de enorm zware deksel er afgetild. En daarvoor moet een gat worden geslagen. Een van de grafrovers ‘geeft een grote klap op het graf.’ Paniek. Honden slaan aan. Maar verder gebeurt er niets. Na lang ploeteren ligt de grafsteen opzij. ‘De kist verscheen in het maanlicht. We hoorden in de verte de golven. Het was zeer indrukwekkend.’ Hubert Massol, het brein achter de operatie roept: ‘Maréchal, nous voilá.’

Aldus de roof van het lijk van maarschalk Pétain, in het voorjaar van 1973. Of althans, het eerste deel van de roof. Daarna volgde nog het ruwe gesleep, de ontdekking van het gesloopte graf en een reeks arrestaties. De in het nauw gedreven Massol geeft een persconferentie waarop hij verklaart dat de kist ‘in onze handen blijft’ totdat de Franse president belooft dat de maarschalk eerst ondergebracht zal worden in de crypte van de Invalides (naast Napoleon, zogezegd) en daarna definitief herbegraven zal worden in Douaumont, het monument voor de slachtoffers van de Slag bij Verdun. Kort daarop treft de politie de kist aan onder een hoop rommel in een garagebox in de Parijse wijk Saint-Ouen, bekend vanwege zijn grote rommelmarkt.

Foto: Patrick Gray (cc)

De val van Athene

RECENSIE - Selymbria moest veroverd. En snel. Wanneer dat niet gebeurde, dan zat er een gapend gat in de door Athene gedomineerde kustlijn van de Hellespont. Straks zouden de graanschepen vanuit de Zwarte Zee komen, richting Athene. Die aanvoer moest koste wat kost worden beschermd, om een hongersnood te voorkomen. En ondertussen werkten de aartsvijand van Atheners, de Spartanen, koortsachtig aan een nieuwe vloot. Die was bijna gereed, daar viel weinig aan te doen – maar de Spartanen mochten dus nooit één veilige haven krijgen in de buurt van de Bosporus. Kortom, de Atheense belegeraars van Selymbria hadden haast. Hun leider Alcibiades was in staat contact te leggen met een aantal aanhangers van Athene bínnen de stad. Op een afgesproken tijdstip zouden zij de stadspoorten openen.

Maar op het moment suprême bleek dat hij in de val was gelokt:

Toen kwam het vuursignaal – veel te vroeg! Er was iets misgegaan! Alcibiades kon zich niet veroorloven te aarzelen. Hij schreeuwde bevelen naar zijn kapiteins om hem te volgen zodra ze konden en rende met twintig lichtbewapende infanteristen en dertig hoplieten die toevallig het dichtst bij hem in de buurt waren, door het donker naar de stadsmuren. De poort stond open. Ze renden naar binnen en zagen toen recht voor zich het leger van Selymbria in volle wapenrusting over de brede straat op hen afkomen, de helmen neergeklapt, de rond schilden geheven. Het was een enorme overmacht. Wat moest hij doen? Vechten betekende zelfmoord. Vluchten was ondenkbaar

Foto: Abhi Sharma (cc)

Vertrouwen op de quarantaine – of op God

RECENSIE - © Uitgeverij Verloren. Boekomslag A.H.M. Kerkhoff, Per imperatief plakkaat, 2020.De grenzen dicht, strikte controle van alle reizigers, een verbod op samenkomsten en een dwingende oproep aan alle burgers om binnen te blijven. Desnoods met geweld afgedwongen.
Het lijken moderne maatregelen maar ze dateren al uit de Middeleeuwen.

In de vijftiende, zestiende eeuw hadden de stedelijke magistraten al in de gaten dat de pest dan wel een straf Gods kon zijn, maar dat de ziekte net zo goed per schip vervoerd aan kon komen, en van mens op mens werd overgedragen. Het is niet voor niets dat het begrip quarantaine uit de middeleeuwen dateert.

Grote handelssteden hielden goed in de gaten waar de pest opdook (ambassadeurs en diplomaten waren daarbij van groot nut) en handelaren of schepen uit besmette streken werden zo goed en zo kwaad als dat ging geweerd, of veertig dagen op afstand gehouden. De praktische problemen waren legio; botte ontkenning, list en bedrog lagen ook toen al voortdurend op de loer, maar desondanks wist iedereen dat die methode, mits keihard doorgevoerd, succesvol kon zijn.

Dat wisten bestuurders en kooplieden. De medische wetenschap was nog niet zo ver. Die hield nog vast aan de klassieke overtuiging dat ziekten veroorzaakt werden door bedorven lucht, vieze geuren, miasma’s, eventueel in combinatie met verstoorde lichaamssappen, en volgens de beste deskundigen speelden ongunstige astrologische samenstanden ook een rol.

Foto: Sint -Katelijne-Waver (cc)

Een kleine Karel de Grote

RECENSIE - Na jaren van grote en kleine vernederingen was Karel de Grote het zat. En dus trok hij in 772 met een enorm leger het woongebied van de Saksen binnen, en verwoestte de Irminsul, een heiligdom op de Eresburg, aan het riviertje de Diemel. Wat die Irminsul precies was, weten we niet, maar als we de Karolingische bronnen mogen geloven, was dat het centrale heiligdom van de Saksen (die overigens geen centraal gezag kenden).

Een verpletterende slag voor het heidendom en de heidenen. Of toch niet. Tien jaar later werd een groot Frankisch leger verpletterend door de Saksen verslagen, en in datzelfde jaar hakte Karel óók weer in op de Saksen, in de Slag bij Verden. Een overwinning was niet voldoende: Karel liet na afloop ook nog eens 4500 krijgsgevangenen ombrengen. Toen was het eindelijk stil ten oosten van de Rijn. En er volgden jaren van draconisch bestuur.

Karel de Grote wordt momenteel voornamelijk herinnerd in deze gedaante van de ‘Saksendoder’. Maar hij was veel meer, wil Peter Rietbergen duidelijk maken. Hij was in elk geval de eerste Europese vorst die zich tot keizer liet kronen, en zo een dikke vinger opstak naar het Byzantijnse rijk. Maar die kroning was ook bittere noodzaak. Het immense Frankische Rijk was simpelweg te groot geworden. Karel plaatste de lokale graven en bisschoppen onder regionale koningen (bij voorkeur zijn zonen), en daarmee werd een hogere, keizerlijke bestuurslaag onvermijdelijk. Hij gaf het barbaarse, verdeelde Europa een Romeins ‘smoel’ zogezegd, en drukte zeer vasthoudend de noodzakelijke hervormingen door. Want imperiale noblesse oblige. Daarmee was hij dus niét de bedenker van het verenigd Europa, zoals tegenwoordig EU-voorlichters graag zeggen. Rietbergen: ‘Andere Europa’s waren eveneens mogelijk geweest’.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Een oneindige geschiedenis

RECENSIE - © Uitgeverij Omniboek. Cover De geschiedenis van de slavernij, door Dick HarrisonEr zijn op dit moment rond de dertien miljoen slaven op de wereld. De meesten van hen, rond de tien miljoen, leven in Zuid-Azië (India, Pakistan, Bangladesh). Het gaat dan vooral om slachtoffers van schuldslavernij. Hele families zitten zó diep in de schuld bij hun landeigenaar, dat een of beide ouders zich aan hem hebben verkocht om die schuld af te lossen. Dat lukt meestal niet; droogte of ziekte leiden tot nieuwe schulden, waarna de landeigenaar de volgende generatie dwingt de schuld op zich te nemen.

In Latijn Amerika speelt hetzelfde probleem; Hier leven naar schatting anderhalf miljoen slaven. In het Midden-Oosten zijn er nog zo’n kwart miljoen en in Europa een vergelijkbaar aantal – dat zijn vooral seksslavinnen. Het gaat hier om conservatieve schattingen (van de International Labour Organisation); anderen schatten dat het totaal met een factor twee of drie omhoog moet. Alles bij elkaar zijn er momenteel waarschijnlijk even veel slaven als een, twee of drie eeuwen geleden.

Het verschijnsel slavernij mag dan grotendeels ondergronds zijn gegaan, of zich hebben teruggetrokken op het arme platteland, en slavernij mag tegenwoordig een veel kleinere bijdrage leveren aan de wereldeconomie dan vroeger – als het gaat om het absolute aantal slachtoffers is er niet veel veranderd.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Een wereldbeeld in beton

RECENSIE - © Uitgeverij Boom, Jakob Burckhardt, Wereldhistorische beschouwingen, vertaling Peter ClaessensDe Wereldhistorische Beschouwingen van Jakob Burckhardt geldt als een van de belangrijkste teksten van de negentiende-eeuwse geschiedwetenschap. Reikwijdte en inzicht zijn imposant – maar minstens zo fascinerend zijn de vooroordelen die hij voor latere generaties in beton heeft gegoten.

‘De geleidelijke gewenning aan totale bevoogding [door de staat] is uiteindelijk dodelijk voor elk initiatief; van de staat wordt alles verwacht, waaruit dan bij de eerste de beste machtsverschuiving voortvloeit dat alles van hem geëist wordt en men de staat met van alles opzadelt. Een ontwikkeling waarbij de cultuur de staat zijn programma’s voorschrijft, de staat de verwezenlijking van de moraal toedicht, de staat tot algemene steun en toeverlaat wil uitroepen en de betekenis van het begrip staat daarmee ingrijpend verandert.’

Het lezen van Burckhardts ‘Wereldhistorische beschouwingen’ (zijn colleges in Bazel, in de jaren 1870-1871) is als het luisteren naar een opera van Händel.

Het kabbelt rustig voort; soms erger je je aan de gemakzucht van de componist, maar nét op het moment dat je besluit iets anders te gaan luisteren, komt hij met een aria, een duet, waardoor je plots weer geboeid wordt. Burckhardt kabbelt voort. Hij structureert zijn visie op de geschiedenis langs drie thema’s (de staat, de religie, de cultuur), leidt ze in en behandelt daarna keurig alle zes interacties tussen deze drie aspecten – steeds keurig startend bij de oude Grieken, dan de Romeinen, de Middeleeuwen… tot aan de rand van de actualiteit. (Drie slothoofdstukken gaan over losse thema’s.) Toen was het zus, daarna was het zo…. Zo’n schematische aanpak kan gemakkelijk gaan vervelen en dat doet het ook – maar dan ineens werpt de bundel van zijn intellect licht op een onderwerp, een vage toekomst, die lezers anno herkennen. Zoals bovenstaande passage, waarin we gemakkelijk onze moderne, allesdoordringende, bijna totalitaire welvaartstaat herkennen. Dan blijkt Jakob Burckhardt niet alleen een groot historicus met een indrukwekkende greep op de materie en een fenomenaal geheugen (hij droeg zijn colleges volledig uit het hoofd voor), maar ook zoiets als een visionair. En dat wilde Burckhardt nu juist niet zijn.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De zoon van de eeuw

RECENSIE - © Uitgeverij Podium. Boekomslag Antonio Scurati, M. De zoon van de eeuwArtikel 47 van het Statuut luidt: de Kamer van Afgevaardigden heeft het recht om de ministers van de koning te beschuldigen en hen voor het Hooggerechtshof te brengen. Ik vraag formeel: is er iemand binnen of buiten deze Kamer die gebruik wil maken van artikel 47?

Benito Mussolini daagt het Parlement uit. In zijn hand heeft hij het handboek van de Kamer. En hij speurt de banken af. Wie? Het is 3 januari 1924. Een half jaar daarvoor heeft een fascistische knokploeg het socialistische parlementslid Giacomo Matteotti op klaarlichte dag ontvoerd, en doodgeslagen. Kort nadat deze in het Parlement een vlammende aanval had gedaan op de leider van Italië.

Het land was wel gewend aan geweld tussen fascisten en socialisten. Er waren in de voorafgaande jaren al honderden doden gevallen en menige socialistische politicus had de dreun van een knuppel in zijn nek zélf mogen ervaren. Maar moord op klaarlichte dag ging te ver.

Het land kolkte van verontwaardiging, zes maanden lang. Het eiste dat de daders gestraft zouden worden. Terwijl iedereen besefte dat zoiets nóóit kon zijn gebeurd zonder de toestemming van de Duce. De fascistische beweging wankelde, dreigde uiteen te vallen. Iedereen wist dat Mussolini verantwoordelijk was, en iedereen verwachtte dat dit het begin van het einde was. Wég was de oude bravoure.

Foto: Ivo Dimitrov (cc)

Het misverstand psychotherapie

RECENSIE - Een andere kijk op psychotherapie.

‘Jana, een vrouw van achter in de veertig, kwam met een begeleidster van het opvanghuis waar ze verbleef naar de crisisdienst. Ze was wanhopig en uitte zich suïcidaal. De aanleiding daarvoor bleek te zijn dat ze weg moest van de afdeling waar ze al langere tijd verbleef en waar ze inmiddels een goede vriendin had. De kans dat ze zichzelf iets aan zou doen leek ons en de begeleidster, die haar goed kende, reëel. Ter plekke belden wij met de directrice van de instelling met de vraag of de overplaatsing nog af te wenden was. Na overleg belde ze terug en deelde ze mee dat hoezeer het haar ook speet overplaatsing onvermijdelijk was.’

Je zou verwachten dat daarna de hel losbarstte. Dat Jana ineen zou storten en dat Flip Jan van Oenen (die dit voorval meemaakte) alles op alles moest zetten om zelfmoord te voorkomen. Maar nee:

‘Het effect op Jana was opmerkelijk. Jana mopperde nog even op de bureaucratische opstelling en verzoende zich vervolgens met haar lot. “Tja, dan moet het dus maar hè?” Vervolgens ging ze met de begeleidster in gesprek hoe een en ander praktisch het beste te regelen zou zijn.’

Foto: jiejun tan (cc)

De wereld vóór God

RECENSIE - In 1945 verscheen Bertrand Russells A History of Western Philosophy. Het boek was direct een geweldig succes. Dat had waarschijnlijk alles te maken met het feit dat het het levenslicht zag in het laatste oorlogsjaar. Na de waanzin van de Tweede Wereldoorlog bracht de beroemde filosoof een hoopvolle boodschap. A History was een hoopgevende samenvatting van de groei van het westerse filosofische denken, van de tijd van Socrates tot aan… Russell himself. Jazeker, er bestond vooruitgang. Russell schetste een lange keten van denkers die op elkaars inzichten hadden voortgebouwd, die ons denken hadden verdiept, en die leidde naar de moderne filosofen die door middel van linguïstische analyse de laatste filosofische vragen zouden kunnen oplossen. Voor dat stralende vooruitzicht (eigenlijk voor zijn hele oeuvre, maar de jury noemde expliciet A History) kreeg Bertrand Russell in 1950 de Nobelprijs voor de literatuur.

Russells boek maakte de geschiedenis van de filosofie tot een huiskameronderwerp. Maar het had uiteindelijk hetzelfde effect als Gibbons Decline and Fall of the Roman Empire.

Latere auteurs konden niet anders dan eer betonen aan deze voorganger, aan zijn fraaie stijl, zijn overzicht en rechtlijnige visie. Hier lag een niet te negeren monument van wijsheid. Elke geschiedenis van de filosofie werd daar voortaan ter controle langs gelegd. En het was een boek met een niet te negeren boodschap: filosofie is een uniek westers concept, en een ongehoord succesverhaal. Vrijwel alle latere auteurs moesten zich daarnaar gedragen. What more was there to tell?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De kolonieman

RECENSIE - © UItgeverij Balans, boekomslag De kolonieman van Angelie SensIndië heeft de staat gered,’ zo schreef Johannes van den Bosch in de herfst van 1836 aan zijn zoon Jan. En dat was niet ver bezijden de waarheid.

Als vertrouweling van koning Willem I was Van den Bosch goed op de hoogte van de staat van ’s lands financiën sinds de rampzalige Belgische oorlog van 1830. Als hoogste bestuurder van Indië (eerst als gouverneur-generaal, daarna commisaris-generaal, met grotere volmachten) wist Johannes van de Bosch exact wat ‘zijn’ kolonie elk jaar weer bijdroeg aan de Rijksbegroting. Die bijdrage was substantieel én groeiende. Dat was voor een belangrijk deel zijn verdienste.

Niet dat hij zich daarvoor op de borst ramde; dat was niet zijn stijl. In een verslag uit 1834, mede bestemd voor Willem I, wijst hij op ‘eenen zamenloop van gelukkige omstandigheden’ en uiteraard was daar ook ‘de zegen van Hem, die alle dingen regelt en bestuurt.’ Maar in Indië was het toch écht Van den Bosch die regelde en bestuurde. Het is niet onterecht te stellen dat zónder Van den Bosch en Indië de kansen op een succesvolle ‘doorstart’ van het koninkrijk Nederland na de breuk met België veel en veel ongunstiger waren geweest.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Arabier & seculier

RECENSIE - © UItgeverij Boom, boekomslag Arabier en seculier van Eva Ludemann‘Toen ik dertien was begon ik over godsdienst na te denken en er over te lezen. Na een tijdje kreeg ik twijfels en begon ik me af te vragen of Allah eigenlijk wel bestond. Ik ging overal aan twijfelen maar zei niets, Ik durfde mijn gedachten nooit te uiten, tegen niemand. Mijn familie zou eindeloos tegen me tekeergaan en ik vertrouwde mijn vriendinnen niet. Ik was bang hoe mijn vrienden zouden reageren als ze mijn ware gedachten kenden; ik droeg nota bene de hijab (hoofddoek)! Mijn familie bleef ondertussen maar aan mijn hoofd zeuren, over de muziek waar ik naar luisterde, dat mijn kleren niet lang en wijd genoeg waren, het was nooit goed genoeg. Er was ook zo’n druk om niets te dragen waardoor ook maar één man naar mij zou kijken; ik was ervan overtuigd dat het mijn schuld zou zijn als ik door mannen lastiggevallen zou worden. Dat gebeurde toen ik achttien was, in een bus…’

Het is het relaas van Rula, uit Libanon. Na afloop van de aanranding in de bus was ze er heilig van overtuigd dat ze zélf schuld had, dat het door haar kleding kwam. Ze vertelde een vriendin wat er was gebeurd. En die vertelde hetzelfde.

Vorige Volgende